Ijsland heeft me altijd getrokken, dat land móest ik zien! Toen de Ijslandse Kroon een vrije val maakte tijdens de kredietcrisis leek dat hét moment om dat enigszins betaalbaar te gaan doen.’Stephan ging niet mee, dat was vanaf het begin duidelijk. Dus maar weer alleen, naar Reykjavik en van daaruit excursies gaan doen, want ik mijn eentje het eiland rond met een huurauto dat was me dan wel weer een beetje té avontuurlijk. Totdat Audrey liet vallen dat ze ook wel mee zou willen!
Eerst twijfelen we nog even om ons te concentreren op de zuidkust. Maar al gauw besluiten we om het complete eiland te gaan doen, onze ideeën over deze vakantie (zo goedkoop mogelijk en hoog reistempo) zijn vrijwel hetzelfde, kortom: snel boeken!


DAG 1
vrijdag 28-05-10
’s Ochtends vertrekken we richting Schiphol, van Stephans zusje hebben we een adresje gekregen waar we onze auto de komende week kunnen parkeren. Als we daar aankomende staat er al iemand klaar die ons helpt de bagage over te laden en ons vervolgens naar Schiphol brengt. Ruim op tijd zijn we daar, we bellen mama, ik Stephan en Audrey Thijs, eten een boterham en gaan dan inchecken. Een half uur voor vertrek zitten we in de gate te wachten. Na een voorspoedige vlucht landen we laat op de middag op Keflavik.
Net nadat we de grond raken zien we dat de ruiten nat worden… Nee hè?!?! Toch geen regen?! Dan horen we via de intercom dat de piloot zojuist zijn allerlaatste vlucht heeft gemaakt en straks met pensioen gaat. Hij krijgt een applausje van zijn passagiers en twee brandweerwagens spuiten het vliegtuig nat als eerbetoon. Gelukkig, dus toch geen regen!
Eenmaal op het vliegveld gaan we Ijslandse kronen pinnen (toch wel weer wennen dat omrekenen) en pas daarna vragen we ons af hoe we nou aan de huurauto gaan komen… We vragen bij een ander verhuurbedrijf en ze zeggen ons dat we op de parkeerplaats moeten wachten tot iemands ons komt halen. Na een half uur is er nog niemand en ik besluit om het vliegveld weer in te lopen. Daar zie ik al gauw een jongen met een bordje: Mw. Riekerink staan. Met een busje brengt hij ons naar onze auto, die we eerst grondig onderzoeken op krasjes en deukjes, en dan vertrekken we.
Omdat Reykjavik ons het minst boeit, rijden we er nu aan voorbij, we eten een broodje bij de Subway, doen wat boodschappen en gaan op pad. De omgeving van Reykjavik is eigenlijk heel Hollands en enigszins teleurgesteld vragen we ons af of we Ijsland in ons enthousiasme niet mooier hebben gedacht dan het eigenlijk is. Al snel zijn we die avond bij Seljalandsfoss en daar raken we dat gevoel al snel kwijt. De Seljalandsfoss is één van de bekendste watervallen van Ijsland, waarschijnlijk vanwege zijn ligging relatief dichtbij Reykjavik en vlak aan de ringweg. Hij is 65 meter hoog en het is mogelijk om achter de waterval langs te lopen, maar vanwege Audrey’s zere knie wagen we ons maar niet op dat glibberige paadje.
Een aantal andere toeristen die daar ook op hetzelfde moment zijn doen dat wel en terug bij de auto zien we dat ze drijfnat zijn geworden. De rotsen waarover de waterval nu omlaag komt, was ooit het klif van de voormalige Ijslandse kustlijn.

Een eindje verderop is er nog een waterval, de Gljúfursárfoss, deze ligt half verscholen in een kloof en komen we toevallig tegen wanneer we hier proberen verder te rijden. Al gauw loopt de weg dood en dan rijden we maar weer terug naar de ringweg. Zonder het er ooit over hebben gehad, zijn we er allebei vanuit gegaan dat we de ringweg tegen de klok in gaan rijden. Dat scheelt alvast weer een ruzie, haha!
Nadat er in 1823 voor de laatste keer een vulkaanuitbarsting is geweest onder de gletsjer Eyjafjallajökull, is er in maart en april 2010 opnieuw een eruptie geweest. Vanwege de aswolk lag het vliegverkeer in heel Europa plat en even waren we bang dat de reis niet door zou kunnen gaan. Gelukkig nam de uitstoot van as al gauw af en konden we zonder problemen naar Ijsland vliegen. Tijdens onze vakantie is de hevigheid van de eruptie flink afgenomen, maar het vertoont nog altijd activiteit en men verwacht dat dit nog lang zal voortduren. Rond 23:00 die avond zijn we in de buurt van de vulkaan, het voordeel van Ijsland deze periode van het jaar is dat het er niet echt donker wordt. Zoals verwacht mislukken al onze pogingen om de vulkaan te benaderen en we zullen het moeten doen met een blik op het met vulkaanas bedekte landschap. Vanwege overstromingen van het smeltwater van de gletsjer is er een deel van de ringweg weggebroken, zodat het water weg kan. De weg is inmiddels provisorisch hersteld. Later deze vakantie treffen we twee Nederlandse jongens die ons vertellen dat ze drie dagen eerder minder dan een meter zicht hadden op de plek waar we nu zijn.

Wanneer we verder rijden naderen we al snel de Skógafoss. De Skógafoss is een 60 meter hoge en 25 meter brede waterval in het zuiden van IJsland, niet ver van het plaatsje Skógar. De Skógá rivier stroomt daar nu over de rand van een klif van de voormalige kustlijn van IJsland. Nadat de kustlijn zich door het omhoogrijzen van IJsland na de laatste ijstijd teruggetrokken had (die ligt nu op een afstand van ongeveer 5 km), bleven de kliffen achter. Deze vormen nu over vele kilometers, samen met de er achter liggende bergen, de begrenzing tussen het laagland en de hooglanden.

We lopen langs de waterval omhoog tot we bovenaan de waterval staan. Je kunt hier stroomopwaarts de bergen in wandelen. Audrey vindt het met haar zere knie wel mooi geweest en we gaan dan ook weer terug omlaag, het is dan ook al middernacht en we zijn moe van het gehang dat het reizen met zich meebrengt. We besluiten te gaan slapen, het blijkt wel lastig om een geschikt plekje te vinden om te parkeren. We willen dat het rustig is, en dat is in Ijsland geen probleem. Maar het moet nou ook weer niet té rustig zijn, want we voelen ons in onze Jeep wel echt een vrouw van de wereld, maar dáárvoor zijn we dan toch te schijterig. Uiteindelijk zetten we de auto in het dorp aan de voet van de Skógafoss en proberen te gaan slapen. Audrey lukt dat ook redelijk, maar bij mij duurt het lang voordat ik de slaap vat en als je wilt slapen is het ineens niet meer zo handig dat het niet donker wordt.


DAG 2
zaterdag 29-05-10
Om 6:00 ’s ochtends zijn we wakker, we wassen ons in de rivier en om 6:30 gaan we weer op pad. Vanaf Skógar rijden we tegen de klok in verder over de ringweg. We zien een bordje dat we de weg af kunnen richting de Mýrdalsjökull en besluiten dat te doen. De Mýrdalsjökull is een gletsjer in het zuiden van IJsland iets ten noorden van de plaats Vík en ten oosten van de kleinere gletsjer Eyjafjallajökull. De hoogste toppen bereiken een hoogte tot 1493 meter. Ook hier heeft de vulkaan er voor gezorgd dat de gletsjer met een laagje as bedekt is.
De ijskap van de gletsjer bedekt een actieve vulkaan, de Katla. De krater van de vulkaan heeft een diameter van 10 km en de vulkaan kent om de 40 tot 80 jaar een uitbarsting. Aangezien de laatste uitbarsting dateert van 1918 houden wetenschappers de vulkaan nauwlettend in de gaten. De Katla is bedekt met een ijslaag van rond de 500 meter dikte, een uitbarsting zorgt dan ook voor gigantische watermassa’s. In 1918 is er in enkele dagen 1 km3 water en modder naar beneden gestroomd. Uiteraard is hier niks tegen bestand, wat dit gigantische maanlandschap tot gevolg heeft gehad, onvoorstelbaar kaal, grijs en verlaten. Vanaf het moment van wakker worden drie uur geleden hebben we op wat schapen en paarden na nog geen levend wezen gezien.

De ongerepte natuur met vulkanen, gletsjers en thermische bronnen was voor ons de reden om naar Ijsland te komen. Reykjavik bewaren we tot de laatste dag, mocht er onderweg iets tegen zitten dan missen we die stad, die toch al ergens onderaan ons lijstje stond. De ringweg is de grote levensader van Ijsland, zowel voor de Ijslanders als voor de bezoekers. Deze ringweg is iets meer dan 1300 kilometer lang en ligt rondom Ijsland, het leidt ons door de meest bizarre landschappen. Het landschap doet ons van de ene in de andere verbazing vallen. Zo rijden we nog door een grijs maanlandschap en even verderop is alles weer groen. Ieder half uur is het beeld compleet anders. Kenmerkend voor heel Ijsland is de afwezigheid van bomen, en als je ze al ziet zijn ze in dwerg- of struikvorm. Ijsland heeft een oppervlakte van 103.000 km2, ongeveer 2,5 keer zo groot als Nederland. Het bevolkingsaantal ligt ergens rond de 300.000, waarvan er 200.000 rondom Reykjavik wonen. Niet zo gek dus dat we soms urenlang niemand tegen komen.

Geologisch gezien is IJsland zeer jong. De oudste delen van het eiland zijn 17 tot 20 miljoen jaar oud. Het eiland groeit als gevolg van vulkanisme nog steeds aan en is dan ook hoofdzakelijk opgebouwd uit vulkanisch materiaal en gesteente. Ijsland ligt op de Midden-Atlantische rug, de langste bergketen ter wereld die grotendeels onder water ligt in de Atlantische Oceaan. Op sommige plekken komt de rug boven het water uit in de vorm van eilandjes, Ijsland is één van deze eilandjes. De Midden-Atlantische rug is het scheidingsgebied van een aantal tektoniekplaten die langzaam uit elkaar drijven, waardoor het onderliggende magma de kans krijgt naar de oppervlakte te komen en daar de ontstane scheuren op te vullen.

We brengen een bezoek aan Vík, het dorp Vík í Mýrdal (in IJsland kortweg als Vík aangeduid) is de meest zuidelijk gelegen plaats van IJsland. Het is tevens de plaats waar de meeste neerslag valt. Als wij er zijn schijnt gelukkig de zon! Ondanks zijn kleine inwonertal (rond de 300) is het een belangrijke plaats in de regio. Het is een belangrijke uitvalsbasis voor toeristen die de nabijgelegen Mýrdalsjökull-gletsjer willen bezoeken. Het is ook de laatste plaats waarna de oversteek over de soms gevaarlijke Mýrdalssandur-woestenij begint. Vroeger was Vík nauwelijks vanuit het westen te bereiken, maar door een uitbarsting van de Katla in 1660 werd de kustlijn deels verplaatst waardoor er een doorgang naar het plaatsje gemaakt kon worden. Vík ligt aan een gitzwart strand met ten westen ervan de Reynisdrangar, zwarte 66 meter hoge basaltzuilen(restanten van vulkanen) in zee.
Eerst passeren we al rijdend de zandvlakte van Mýrdalssandur en stoppen even bij het heuveltje Laufskálafjörður. Hier staan heel veel steenmannetjes, die je overal in Ijsland ziet. Ze schijnen je vrij te waren van problemen tijdens de reis. Ook wij leggen dus maar een steentje bij.
Na dit gebied komen we door het gebied Eldhraun, de grootste lavavlakte van Ijsland, die bedekt is met een dikke laag mos, wat een heel bizar beeld geeft. Wanneer ik er op klim om te zien tot hoever het landschap strekt, zak ik er tot aan mijn enkels in weg. Om niet nog meer te vernielen rijden we door.

In onze reisgids zien we dat er vanaf hier een weg ligt naar Landmannalaugar, en wanneer we het bordje zien gaan we van de ringweg af. Landmannalaugar is een dal in het binnenland van IJsland, ten oosten en niet ver van de beroemde vulkaan de Hekla. Het dal is bekend vanwege zijn ryolietgesteente. De omringende ryolietbergen zijn zeer kleurrijk: geel, rood, bruin en grijsgroen.
Het is een waanzinnig mooie route, met wel een erg slechte weg. We vrezen voor onze banden en hebben hier allebei geen bereik met onze telefoon. In Ijsland is er een telefoonnummer waarop je je kunt melden als je de ringweg af gaat en weer af kunt melden als je terug bent. Uiteraard hebben wij ons niet gemeld, en daar hebben we inmiddels spijt van. De omgeving is zo mooi dat we de banden snel vergeten, totdat we voor een rivier komen. Ik loop er even door om te zien hoe diep het is en we besluiten er door te rijden. Audrey rijdt half gillend door de rivier en ik lig in een deuk, toch nog best diep!
Wanneer ze aan de overkant is en ik zeg dat ik geen foto heb, rijdt Audrey achteruit opnieuw de rivier in. Terwijl ze stil staat maak ik een foto en die ziet er dan dus ook niet echt spectaculair uit, jammer Auw! Even later is er een tweede rivier die halverwege mijn bovenbenen komt en zo hard stroomt dat ik bijna niet kan blijven staan. Het water is zo koud dat ik mijn voeten al gauw niet meer voel en ben blij als ik de overkant bereik.
We twijfelen een hele tijd of we er wel of niet door gaan rijden, maar we durven niet, het weer lijkt ook om te slaan. Ik moet dus nog een keer de rivier doorlopen. Opnieuw steken mijn voeten van de kou, echt pijnlijk en éénmaal thuis lees ik dat het onverantwoord is om met blote voeten door dit ijskoude water te lopen. Naja, overleefd… We draaien om en rijden enigszins teleurgesteld dezelfde route weer terug. Pas als we weer bijna op de ringweg zijn zien we voor het eerst weer mensen.

We rijden verder naar Skaftafell, een nationaal park, het landschap hier is het resultaat van duizenden jaren vulkaanerupties en de daarbij behorende gletsjerdoorbraken. We brengen een bezoekje aan het bezoekerscentrum van waaruit je uitzicht hebt op een aantal gletsjertongen van de Vatnajökull, de grootste gletsjer van Europa en zelfs groter dan alle Europese gletsjers bij elkaar met diktes tot wel 1000 meter. Van hieruit kun je verschillende gletsjerhikes doen, en we willen allebei heel erg graag, maar met Audrey’s knie gaat dat helaas echt niet.
Vlakbij het bezoekerscentrum leidt een weggetje naar de Svartifoss, een op zich niet heel indrukwekkende waterval. Wat het bijzonder maakt is dat het water over een rotswand van basaltzuilen naar beneden dendert. Het is een behoorlijk steil pad dat naar de waterval leidt en wanneer we op het hoogste punt zijn heeft Audrey last van haar knie, waarop we besluiten niet verder te lopen. Via hetzelfde steile pad lopen we terug naar de auto om onze weg te vervolgen.

Wanneer we doorrijden richting Jökulsárlón blijven we links van ons de tongen van de gletsjer zien. Zo gauw er een mogelijkheid is rijden we via een klein weggetje naar de Svinafellsjökull. Daar aangekomen lopen we voorzichtig richting de gletsjer en kunnen vlakbij komen. Wat een indrukwekkend gezicht! Het gletsjerijs is zwart, wit en alles daartussen, doordat diverse vulkaanuitbarstingen een laagje as op de gletsjer hebben gelegd. De Ijsschotsen zo groot als huizen banen zich een weg richting zee, het ziet er zo onwerkelijk uit dat het dreigend aanvoelt. Kippenvel!
Er hangt een gedenkplaat van twee jonge Duitse mannen, die sinds 2007 vermist zijn en vermoedelijk op deze gletsjer zijn omgekomen. Het is ondertussen bijna middernacht en de zon gaat bijna onder. Overal om ons heen is het bewolkt, maar precies boven de gletsjer baant de zon zich een weg door de wolken, waanzinnig mooi! We verheugen ons nu nóg meer op Jökulsárlón en rond middernacht bereiken we het dan eindelijk. Het is één van dé toeristische attracties van Ijsland, het ijsbergenmeer van Jökulsárlón. Hier kalft de gletsjer Breiðamerkurjökull af. Ooit gebeurde dat in zee, maar de gletsjer heeft zich inmiddels zo ver terug getrokken dat er een diep meer is ontstaan waarin de afgebroken stukken ijs drijven. Wanneer de ijsschotsen klein genoeg zijn drijven ze de zee in waar ze volledig weg zullen smelten. We maken een wandeling langs het meer en wanen ons echt op de Noordpool! Toch zijn we hier minder onder de indruk dan bij het vorige, veel minder bekende, en veel minder goed bereikbare ijsbergenmeer van eerder deze avond. Of dat komt doordat we daar de gletsjer veel dichter konden benaderen of gewoon omdat we langzaam verwend raken weten we niet…

We raken een beetje ontregeld doordat het ’s nachts niet donker wordt. Hoewel we helemaal niet moe zijn proberen we toch te gaan slapen. Eerst buiten, maar het is veel te koud. Dan in de auto, maar als we na een uur nog niet slapen besluiten we om gewoon verder te rijden, we willen ook graag zien hoe de zon net achter de horizon verdwijnt, voordat deze zich ‘een paar meter’ verder al weer laat zien. Na een paar uurtjes rijden vallen alsnog onze ogen dicht en in de buurt van Höfn zetten we de auto toch maar even langs de kant om te gaan slapen.


DAG 3
zondag 30-05-10
Als we na een paar uur weer wakker worden balen we er even van dat we niet bij Jökulsárlón zijn blijven slapen, dan hadden we nu het ijsbergenmeer ook kunnen zien terwijl de zon al weer hoog aan de hemel staat. We twijfelen zelfs nog even om terug te gaan rijden, maar besluiten uiteindelijk om dat niet te doen.

In de 18e eeuw zijn er rendieren ingevoerd in Ijsland. Deze zijn verwilderd en leven in de oostelijke hoogvlaktes van Ijsland.
Volgens onze reisgids is het vrij bijzonder dat je ze tegenkomt, want in juni zouden de rendieren eigenlijk al weer hoog in de bergen moeten zitten, vanwege de relatief hoge temperaturen. Wij zien in Ijsland drie keer een kudde rendieren voorbij komen, en na de derde keer vinden we het een heel stuk minder bijzonder…

Tanken in Ijsland kan lang niet overal, soms zit er wel 200 kilometer tussen twee tankstations. De tank raakt leeg en we zijn dan ook blij dat we een tankstation zien. Maar dan blijkt ons pasje niet te werken! Een oud mannetje ziet ons staan en vraagt of er een ‘problem’ is. Op onze vraag wanneer we bij het volgende tankstation zijn, zegt hij dat dat pas over 150 kilometer is… Yeah, then we have a problem! Hij helpt ons door met zijn pasje te tanken en wij hem contact terug betalen. Ondertussen probeert hij ons te vertellen dat het mooier is om het komende stuk niet de ringweg te volgen, maar binnendoor te rijden door de bergen. Hij is steeds druk aan het wijzen naar onze auto. Pas als we al lang weer onderweg zijn en de kaart erbij pakken begrijpen we wat hij bedoelde.
Voordat we aan de route gaan beginnen drinken we koffie in een cafeetje en leggen daar ondertussen onze telefoons en camera aan de lader. Na de koffie beginnen we met een volle tank aan de route van het oude mannetje, de route is waanzinnig mooi, overal watervallen en sneeuw om ons heen. De weg is wel slecht, waarschijnlijk de reden dat hij wees naar de 4×4…

Vanzelf komen we weer op de ringweg terecht en rijden verder in noordelijke richting. Al gauw zien we de afslag die ons naar de Dettifoss zal leiden. De Dettifoss is de grootste en krachtigste waterval van Europa. Vanaf de parkeerplaats moeten we nog een stukje afzakken langs een oude rivierbedding en krijgen onderweg een prachtig overzicht van de breed uitgeschuurde canyon van de Jökulsá á Fjöllum, zoals de rivier voluit heet. Deze ruim 200 kilometer lange gletsjerrivier wordt voornamelijk gevoed door het smeltwater van de noordelijke gletsjers van het Vatnajökull-massief. De Dettifoss voert ieder jaar vijfmiljoen ton gruis mee naar beneden. Je kunt tot vlakbij de plek komen waar het water zich met een donderend geraas in een 44 meter diepe kloof stort. Met name het helse kabaal maakt het erg indrukwekkend. Anderhalve kilometer stroomopwaarts bevindt zich de Selfoss, Er loopt geen pad naartoe, maar er staat een bordje met ‘Selfoss 1,4 km’ erop, het bordje wijst langs de rivier richting de rotsen.
Al klauterend bereiken we uiteindelijk ook deze waterval, een waterval die is opgedeeld in heel veel kleinere stroompjes. Misschien nog wel mooier dan de Dettifoss. De weg van Dettifoss verder omhoog is heel erg slecht en we twijfelen een paar keer of we niet beter terug kunnen rijden. We hebben geen idee hoever we zijn en zijn dan ook blij als we uiteindelijk de brug over de rivier in het vizier krijgen. Ásbyrgi (Godenburcht) is een kloof met steile rotswanden tot een hoogte van wel 100 meter. De kloof heeft de vorm van een paardenhoef. Het zou een afdruk zijn van Sleipnir het achtbenige paard van de vikinggod Oðin, dat op een dag struikelde en met een hoef op Noord-IJsland terechtkwam. Het verhaal dat de kloof is ontstaan door enorme vloedgolven in de Jökulsá á Fjöllum die het gevolg waren van vulkaanuitbarstingen onder de Vatnajökull lijkt ons toch iets waarschijnlijker. Door de beschutte ligging van de kloof is dit één van de weinige plekken op Ijsland waar bomen groeien.

Audrey heeft last van haar knie vanwege het klimwerk naar de Selfoss en we gaan bij Ásbyrgi dan ook niet uit de auto, op wat foto’s maken na. Het is ondertussen al vroeg in de avond en we spreken af dat we in de buurt van Húsavik op zoek gaan naar een slaapplek, en eigenlijk willen we dit keer niet in de auto slapen. De stad Húsavik (2250 inwoners) ligt aan de oevers van de baai Skjálfandi en is bekend als dé stad in Europa om walvissen te spotten. Omdat Audrey dat al eens gedaan heeft en het € 60,- en een halve dag gaat kosten besluiten we om het niet te doen.
We slapen die nacht in een slaapzakaccomodatie en kunnen voor het eerst deze vakantie onze telefoons en camera opladen en douchen!


DAG 4
maandag 31-05-10
Tot nu toe mislukten onze pogingen om de Papegaaiduiker te zien vanwege het feit dat we midden in het broedseizoen zitten. De gebieden waar ze nesten zijn verboden terrein momenteel. In Húsavik weet de eigenaresse van het hostel een plekje waar we ze waarschijnlijk nog wel zullen zien. We moeten er eerst een stukje voor terugrijden en lopen dan vanaf de weg richting de zee. Via de rotsen klauteren we eerst omhoog en vervolgens weer omlaag en in de zee zien we ineens een hele kolonie Papegaaiduikers dobberen.

We kruipen nog verder omlaag en dan zien we ze ook op de rotsen overal zitten. Om ze niet te storen blijven we vanaf een afstandje kijken naar de zwart-witte vogels met hun felrode snavels en poten. Een erg grappig gezicht! Als we het gezien hebben gaan we snel verder. Want vandaag gaat het gebeuren, we hebben er echt naar uit gekeken, de eerste keer dat we hier thermische activiteit zullen gaan zien, Ijsland in optima forma! Het gebied rondom het meer Mývatn is een zeer actief vulkanisch gebied. We beginnen bij het informatiecentrum waar we het meisje achter de balie bestoken met allerlei vragen.
Als we alles weten wat we willen weten lopen we een rondje door het informatiecentrum en vangen dan wat Nederlandse woorden op. De eerste Nederlanders die we treffen in Ijsland. Het zijn twee vrienden die met de motor het hele eiland rond rijden, ze doen dat ten opzichte van ons in tegengestelde richting. Het deel dat zij al hebben gehad krijgen wij nog, en het stuk dat wij hebben gedaan, hebben zij nog voor de boeg. Eén van de jongens haalt een landkaart en over en weer wisselen we wat tips uit.
Wij adviseren hen de route die het mannetje bij de benzinepomp ons had getipt, en zij hebben in de buurt van Reykjavik een stukje binnenland gedaan wat de moeite waard moet zijn. Ze vertellen ook dat ze in de buurt van Vík een heel stuk door de vulkaanas hebben gereden, waardoor ze minder dan een meter zicht hebben gehad, niet zo fijn op de motor! Vreemd dat wij op dat stuk op as op de grond na, niks gezien hebben. Na elkaar een goede reis te hebben gewenst gaan we op pad.

We rijden rondom het meer waarbij we eerst naar het sulfatorenveld Hverir rijden. Als wij daar aankomen komen we de Nederlanders weer tegen die het blijkbaar al weer gezien hebben. Met de eerste aanblik zijn we al zwaar onder de indruk. Overal om ons heen zien we kokende modderpotten, sulfaatterrassen en stomende zwavelbronnen. Die zwavelbronnen zorgen er voor dat er een allesoverheersende zwavelgeur hangt. Alles sist, borrelt en bulkt, en het stinkt er heel indringend. En juist die geluiden en geur maken het des te indrukwekkender. Dit was voor ons absoluut één van de hoogtepunten van Ijsland!
We kunnen er geen genoeg van krijgen en pas een hele tijd later verlaten we dit bijzondere plekje en rijden we door naar de Viti krater. Onderweg daar naartoe komen we dwars door de Krafla centrale, de nationale trots van Ijsland, waarin elektriciteit wordt opgewekt uit geothermische energie. Eerlijk gezegd vinden wij de afzichtelijke fabriek afbreuk doen aan de waanzinnig mooie omgeving, maar natuurlijk wel erg duurzaam. Meer dan de helft van de energie, zo’n 54% wordt geothermisch opgewekt in Ijsland. Met ons schijnen er toch ook heel veel Ijslanders te zijn die de fabriek maar wat graag ten onder zien gaan tijdens de eerstvolgende vulkaanuitbarsting.

Viti is een enorme met water gevulde explosie krater. Onderweg in onze reisgids en thuis op internet lezen we dat het water in de krater warm is. Lijkt ons erg onwaarschijnlijk, want er ligt een laag ijs op. Ik loop een stukje om de krater om wat foto’s te maken en Audrey wacht op een steen genietend van het uitzicht. Vlakbij de Viti krater bevindt zich ook de Krafla. Krafla is een vulkaan die de afgelopen eeuwen meermalen actief geweest is. De recentste uitbarsting was een spleeteruptie tussen 1975 en 1984, het gevolg van een reeks aardbevingen. De lava die hierbij vrij kwam rookt vandaag de dag nog steeds. Je kunt hier een wandeling maken door het lavaveld. En dat willen we dan ook doen, vol goede moed beginnen we door de sneeuw te stappen. Het meisje in het informatiecentrum had ons al gewaarschuwd dat dit gevaarlijk kon zijn omdat de sneeuw vanaf de onderkant smelt, doordat dat aardkorst zo warm is en je er dan doorheen zakt. De sneeuwlaag is niet zo heel dik en we zakken er inderdaad steeds tot halverweg onze kuiten in weg. Funest voor Audrey’s knie en wanneer een man ons ongevraagd vertelt dat de kans groot is dat we ‘a several meters’ omlaag zullen vallen gaan we maar snel terug…

Op onze weg terug komen we een Chineze jongen tegen die ook weg zakt in de sneeuw en dan naar ons roept: ‘Oops, I go back!’ We krijgen de slappe lach en hij ook. Dan lukt het helemaal niet meer om ons een weg door de sneeuw te banen en we zijn blij als we terug bij de auto zijn. We rijden langs de Hverfjall (ofwel de Hverfell), een bijzonder mooie, grotendeels uit as opgebouwde ringvormige explosiekrater. De diameter bedraagt ruim 1 kilometer. Op de 140 meter diep gelegen bodem vormt een kleine heuvel het restant van de laatste uitbarsting.
Op onze weg verder rondom het meer van Mývatn bereiken we Dimmuborgir, een natuurreservaat dat zich kenmerkt door grillige en grote rotsformaties die bestaan uit vulkanisch gesteente dat ontstond bij vulkanische uitbarstingen van ongeveer 3000 jaar geleden. Het afgekoelde lava lag op een zachte onderlaag, en toen die eenmaal was weggespoeld stortte het lavadak in. De batterij van de camera is leeg en ik ga een nieuwe ophalen uit de auto. Audrey bestelt ondertussen koffie op een terrasje. Ik ren nog heel snel een rondje door het reservaat om nog wat foto’s te maken en ga dan bij Audrey zitten, vanaf het terras hebben we uitzicht over het reservaat.
Als we de koffie op hebben rijden we verder langs het meer en komen dan bij de pseudokraters, deze zijn ontstaan doordat het hete lava over een moerassige ondergrond is gestroomd. Het water werd daardoor verhit, zette uit en heeft zich met kracht door de lavalaag heen gewrongen. Dit gaat gepaard met een explosie waardoor er een krater ontstaat. Mývatn is de naam van het meer en betekent muggenmeer. Hier bij de pseudokraters wordt ons duidelijk waar die naam vandaan komt. Echt óveral zijn hier muggen, we zitten helemaal onder en weten niet hoe snel we weer in de auto moeten komen.

Als laatste vandaag willen we nog de Goðafoss zien, één van de grotere watervallen van IJsland. Het water van de Skjálfandafljót rivier valt hier over een breedte van 30 meter 12 meter naar beneden. Hoewel we tot nu toe elke dag wel zo’n gigantische waterval hebben gezien (als ik Stef belt vraagt hij al of we vandaag nu al wéér een waterval hebben gezien), zijn we elke keer opnieuw weer onder indruk. Bij de waterval overleggen we wat we die nacht gaan doen met slapen en aangezien we allebei nog niet moe zijn besluiten we gewoon door te rijden tot we dat wel zijn.
Na een uurtje wordt het ineens heel erg donker, even denken we nog dat het weer omslaat, maar al gauw realiseren we ons dat dit vulkaanas moet zijn. Blijkbaar is de wind gedraaid de afgelopen dagen, want waar die Nederlandse jongens in het zuiden door de aswolk hebben gereden, krijgen wij er juist in het noorden ‘last’ van. Ons zicht is weliswaar meer dan een meter, maar toch passen we onze snelheid maar aan op die grauwe, bijna bruine muur voor ons. Gelukkig hebben we daar bij Mývatn geen last van gehad!

Als we de wolk al lang weer achter ons hebben gelaten besluiten we een plek te gaan zoeken waar we kunnen gaan slapen.
Uiteindelijk slapen we in Borgarnes op de parkeerplaats van een schooltje. Voordat we gaan slapen wandelen we nog even naar de zee, we proberen de ramen met handdoeken wat dicht te maken, zodat we morgenvroeg misschien wat langer slapen, en dan, na een dag met heel veel kilometers gaan we slapen.


DAG 5
dinsdag 01-06-10
De volgende ochtend zijn we om 6:00 al wakker en de zon staat al hoog aan de hemel, en dat wil nog maar niet wennen, echt heel vreemd! Via de route die de Nederlandse jongens ons hebben getipt rijden we richting de Gouden Cirkel, de route valt tegen en we rijden een paar keer verkeerd. We komen door Hveragerði, een stadje aan de rand van een geothermaal zeer actief gebied. Overal komen hier stoompluimen spontaan uit de grond, in tuinen, tussen trottoirtegels en door scheuren in het asfalt. Het is bekend vanwege de kassen die via deze hete bronnen verwarmd worden. Er worden diverse soorten bloemen, groenten en fruit geteeld, waaronder zelfs bananen!

Halverwege de ochtend bereiken we dan eindelijk de weg die onderdeel is van de Gouden Cirkel. Als eerste rijden we naar Þingvellir, één van de vier nationale parken in IJsland. Het is een 6 bij 40 km grote verzakking van de aarde. Het gebied is de scheidingslijn tussen het Noord-Amerikaanse en het Europese continent, met de vlakte zelf als scheiding. Op deze plaats drijft IJsland door tectonische bewegingen schoksgewijs met een gemiddelde snelheid van 1 à 2 cm per jaar uit elkaar, waar diverse fenomenen van getuigen: diepe kloven gevuld met heel koud en helder water gevoed vanuit ondergrondse waterbronnen, kloven, barsten, watervallen, verzakkingen en breukvlakken. Een aanzienlijk gedeelte van de vlakte is bedekt met lava. We merken dat we ondertussen weer dichterbij Reykjavik komen, want het is hier heel veel drukker dan langs de oostkust en in het noorden. Þingvellir ligt ook nog eens langs de Gouden Cirkel route, een erg bekende toeristische rondrit.

Vanaf Þingvellir is het maar een klein stukje naar Geysir. Het geiserveld rondom Geysir is wereldberoemd. De springbron Geysir zelf komt echter nog maar zelden tot uitbarsting. Wij moeten het dus doen met zijn kleinere broertje Strokkur, die gelukkig wel actief is, en hoe! Het water gonst op en neer in een groot gat en om de paar minuten ontstaat er een grote blauwe bel, waarna het kokendhete water 35 meter de lucht in spuit. Rondom de geiser zijn hier en daar nog wat modderpotten en zwavelbronnen. Al zijn deze minder indrukwekkend dan die bij Mývatn. Ook de zwavelgeur is hier veel minder.
Onze reisgids vertelt ons dat de geiser iedere zeven minuten spuit. Met ons fototoestel in de aanslag wachten we die eerste keer af. Als het dan gebeurd schrikken we ons lam, waardoor we helemaal geen foto gemaakt hebben!
Tussen twee uitbarstingen in zitten trouwens maar twee of drie minuten, waardoor we uiteindelijk nog heel veel herkansingen krijgen om foto’s te maken. We lopen nog een rondje door het sulfatorenveld en stappen daarbij ongemerkt over een afzetting.
Pas als we dat veld al heel ver ingelopen zijn vraagt Audrey of we niet ergens lopen waar dat niet mag. We schrikken, want die touwen hangen om de stukken waar de aardkorst eigenlijk te dus is om te belopen. Maar gelukkig zakken we er niet door en al gauw zijn we weer terug op het pad.

In het bijbehorende restaurantje eten we patat en informeren bij een reisleider van een groep toeristen hoe de weg naar Landmannalaugar is vanaf deze kant. Het zit ons toch een beetje dwars dat we de tweede dag de rivier niet zijn doorgestoken en niet daar zijn gekomen waar we graag wilden zijn. De reisleider verzoekt ons dringend om niet vanaf deze kant het binnenland in te rijden, omdat de weg momenteel erg slecht, en dus gevaarlijk is. Hoewel we dat eigenlijk wel verwacht hadden zijn we toch een beetje teleurgesteld dat we onze plannen moeten wijzigen. We besluiten om de rest van de dag te gebruiken om voor een deel het schiereiland Reykjanes rond te rijden.

Maar voordat we daaraan beginnen gaan we eerst nog naar weer een waterval, de Gulfoss. Bij Gulfoss zien we eigenlijk voor het eerste deze vakantie een horde toeristen, voor zover je in Ijsland van een horde kunt spreken. Hier zie je ook dat het veel meer ingericht is op toeristen. Een mooi aangelegd paadje, een winkeltje, een koffiehuisje… Voor ons gaat hiermee eerlijk gezegd wel een beetje van de charme verloren. De waterval is wel de moeite waard, het water valt 32 meter naar beneden in twee, haaks op elkaar staande trappen. Toch maakte het op ons niet zo’n reusachtige indruk als bijvoorbeeld de Dettifoss, wat nog maar eens aangeeft dat we de afgelopen dagen erg verwend zijn.

Het weer is vandaag voor het eerst ook niet super, maar je hoort ons niet klagen, want we realiseren ons maar al te goed hoe veel geluk we hebben gehad met het weer de afgelopen dagen! In alle reisverslagen die we ter voorbereiding hebben gelezen overheerste de regen toch wel een groot deel de reis. We hebben dan ook iedere dag wel een paar keer tegen elkaar gezegd hoeveel geluk we hebben met iedere dag zon. Na Gulfoss beginnen we aan het rondje over Reykjanes. Na twee hele slechte nachten heb ik het er helemaal uit en val steeds half in slaap. Audrey is helemaal hyper en voor het eerst deze vakantie zijn we elkaar een beetje zat, haha!
De weg is heel erg slecht en we stuiteren als een idioot, waarvan ik alleen maar nog chagrijniger word. Het landschap is wel mooi (als zag ik dat op dát moment een beetje anders…). We rijden door allemaal lavavelden en komen eigenlijk toevallig langs Seltún in Krýsuvík. Een geothermisch veld dat bijna niet onder doet voor Hverir. We zijn er helemaal alleen, maar het ligt dan ook wel erg afgelegen. Hier is de zwavellucht ook weer heel nadrukkelijk aanwezig en de aarde kleurt overal geel, rood, wit en oranje. Langs de kokende stoompotjes heeft zich knalgele zwavelkristal afgezet.

We verbazen ons er over dat dit gebied relatief onbekend is. Zo waanzinnig mooi en niet heel erg ver van Reykjavik… Ik ben weer helemaal in mijn nopjes en helemaal door de slaap heen! Toch besluiten we die avond relatief vroeg een slaapplaats te regelen, zodat we morgen uitgeslapen naar Reykjavik kunnen gaan. Vanuit een gids die we ergens in Ijsland opgescharreld hebben bel ik een aantal slaapzak accommodaties en tegen de eerste de beste die een prijs noemt die we acceptabel vinden zeggen we dat we eraan komen.

Vanuit Krýsuvík rijden we recht omhoog richting Vogar waar het hostel is. We hebben een heel leuk kamertje en vooral ik ben erg blij dat ik deze nacht in een bed kan liggen. We pakken alle spullen uit de auto, omdat we de volgende ochtend de binnenkant van de auto schoon willen maken. We hopen dat we daarmee investeren in de goodwill van het auto verhuurbedrijf, want vanwege de steenslag ziet de bumper en een stuk gehavender uit dan een week geleden. En hoewel ze ons gezegd hebben dat steenslag geen probleem is zijn we toch bang voor een dikke rekening. Als de auto leeg is gaan we douchen, en zelfs het douchewater ruikt licht naar zwavel. Na het douchen lezen we nog wat en rond 22:00 zijn we allebei in slaap.


DAG 6
woensdag 02-06-10
Hoewel onze drang naar een bezoek aan Reykjavik niet heel erg groot was pakken we dit toch maar even mee op deze laatste dag. Reykjavik is de hoofdstad van Ijsland, de meest westelijke hoofdstad van Europa en de meest noordelijke hoofdstad van de wereld. Van dat laatste merken we maar weinig, want we zien op een bord in de stad dat het vandaag 21 graden is! Voor het eerste deze vakantie zonder jas. We beginnen die dag met een ontbijtje uit de supermarkt. We halen een paar croissantjes en een pak melk en op een bankje eten we dit op.
Wanneer we net met het pak melk aan onze lip zitten komt een mannetje ons vragen: ‘Are you tourist?’ Als we dat bevestigen begint hij zijn stad te promoten: ‘Very good city, very good food, enz’, terwijl hij me ondertussen op m’n schouders slaat. Erg vriendelijk die Ijslanders, iedereen wil graag een praatje maken. Waarbij het songfestival voor hen wel een erg populair onderwerp blijkt te zijn.
We verbazen ons wel over de kleding van de mensen hier, bijna iedereen loopt in een joggingbroek en badslippers. Zelfs een agente zien we onder haar uniform-jasje een joggingbroek (met gaten!) en slippers dragen.

Reykjavik presenteert zich wereldwijd als een metropool waar je geweest móet zijn, toch kunnen wij er onze draai niet zo vinden. We lopen de hele ochtend door de stad en langs de baai Faxaflói en brengen een bezoek aan de Hallgrímskirkja, een kerk die de stad domineert met zijn 74 meter hoge toren. De architectuur van de kerk is gebaseerd op de bij Svartifoss zichtbare basaltzuilen. De gekleurde huisjes en het geweldig mooie weer geven het wel een vrolijk aanzien, maar we zijn niet heel erg onder de indruk van deze stad. Aan het begin van de middag realiseren we ons dat dit niet is waarvoor we naar Ijsland zijn gekomen en besluiten om Reykjavik te verlaten.
We twijfelen even over de invulling van de middag, en kiezen uiteindelijk voor een middagje bubbelen. De grootste toeristische trekpleister van Ijsland is zonder twijfel Bláa Lónið, beter bekend als de Blue Lagoon. Het geothermische bad ligt in een oud, met mossen begroeid lavaveld. Het water is rijk aan mineralen die het de lichtblauwe kleur geven. Op de parkeerplaats zien we een aantal touringcars staan, en kijken elkaar even bedenkelijk aan. Als we binnen stappen is er meteen een winkel waar je (veel te dure) badjassen, zalfjes en zelfs vulkaanas(!!) kunt kopen. Het is een groot commercieel welness-centrum, wat we misschien hadden kunnen verwachten, maar toch zijn we een beetje teleurgesteld.
Al gauw zijn we het er over eens dat we onze plannen maar weer eens moeten veranderen. Toch zijn we nu wel nieuwsgierig naar het bad zelf en bestellen een ijsje die we op het terras op eten en zo gratis (we zijn toch Hollanders hè..) het bad kunnen bekijken. Nadat we, samen met zijn vrouw en dochter, een man hebben uitgelachen die zichzelf helemaal heeft ingesmeerd met de witte silicium van de bodem laten we ook de Blue Lagoon weer achter ons.

De laatste middag rijden we rond over het schiereiland Reykjanes, en onderweg stuitten we weer op een thermisch sulfatorenveld. Ook al is het de zoveelste keer deze week dat we het zien, we kunnen er geen genoeg van krijgen. Ook hier is een grote energiecentrale gebouwd, die de thermische activiteit omzet in energie. De witte rookpluimen steken mooi af tegen de stralend blauwe lucht. We rijden verder en zien dan een eindje van de weg af een bord staan, wat meestal een bezienswaardigheid betekent. We rijden er naartoe en dat bord blijkt er te staan, omdat er op een eiland een stuk uit de kust de grootste kolonie Jan van Gents zit van Europa. Maar dat is zo ver dat we die niet zien.
We lopen een eindje richting de zee en komen uit bij een waanzinnig mooi plekje! Zwarte rotsen die rechtop in zee staan, de golven denderen met een enorm lawaai tegen de rotsen en het water spat metershoog op. We blijven er een hele tijd hangen en bij elke golf zijn we opnieuw onder de indruk.
Het is inmiddels al avond als we dit natuurgeweld achter ons laten en we rijden door totdat we in de buurt zijn van het vliegveld. Langs de kust zoeken we een parkeerplaats waar we die nacht gaan slapen. De laatste paar uur lezen we wat en zoeken lavastenen voor een steenmannetje thuis. Geen idee trouwens of we dat zomaar mee mogen nemen in onze tassen…


DAG 7
donderdag 03-06-10
We hebben de wekker gezet, maar al ruim voor de tijd zijn we wakker. Zonder ons te hebben gewassen rijden we naar het verhuurbedrijf om onze auto weer in te leveren. Zij brengen ons naar het vliegveld en twee uur voordat we vliegen staan we in de rij om in te checken. In eerste instantie nog vrij ontspannen, maar de rij wordt maar langzaam korter en al gauw loop ik flink te stressen. Volgens Audrey moet ik niet zo zeuren en komt het ‘heus wel’ goed. Na een uur nauwelijks te zijn opgeschoven zie ik ook Audrey steeds naar de klok kijken. Ze probeert nog om via een automaat in te checken, maar dat blijkt niet mogelijk met onze tickets. Iedereen in de rij vraagt elkaar hoe laat zij moeten vliegen, dus dat ze ons voor laten gaan is ook geen optie, want iedereen zit in hetzelfde schuitje. Zo nu en dan stapt er iemand uit de rij, want onze redding is, want uiteindelijk kunnen we 10 minuten voordat het vliegtuig vertrekt inchecken, de douane houdt ons nog even op en uiteindelijk rennen we met onze schoenen en riem nog in de handen richting de gate. Net gered! Pffff…. Al doet Audrey’s knie nu wel heel erg zeer!

Bless Bless Ísland!, oftewel Ijsland tot ziens! Want dat we terugkomen staat vast, ooit… En de volgende keer in de winter, want hoewel de dagen in december en januari slechts vier tot vijf uur daglicht kennen, maakt het winterse landschap en het noorderlicht een misschien wel nóg mooier paradijs van Ijsland. Ijsland heeft ons doen verbazen en doen verwonderen, ons laten zien dat de aarde leeft! Maar aan alles komt een eind, met een voldaan gevoel vliegen we terug naar huis. Met heel veel mooie herinneringen aan deze bizarre wereld!