Heel veel boeken gelezen, heel veel reisverslagen opgezocht, heel veel documentaires gezien, en nu gaan we! Tibet, het ‘dak van de wereld’, heeft al heel lang een soort van magische aantrekkingskracht op mij. Eén van de meest ontoegankelijke gebieden ter wereld, met een bijzondere, tragische geschiedenis, en natuurlijk het land van de Himalaya. Tibet heeft me gegrepen! De komende weken voelen dan ook vooral als een reis naar Tibet.
We vliegen eerst naar Chengdu in China, eigenlijk noodgedwongen, omdat je niet rechtstreeks kunt vliegen op Tibet. Maar toch ook wel weer leuk om nog een Chinese stad meemaken. Van daaruit reizen we in 48 uur met de hemeltrein via het Tibetaans plateau naar Lhasa in Tibet. We hebben gekozen voor een reis over land, om zo bewust te worden van de geïsoleerde ligging van Tibet, we op die manier langzamer stijgen wat beter is in verband met hoogteziekte en gewoon omdat het een waanzinnig mooie route schijnt te zijn! Daarna zijn we een paar dagen in Lhasa, de hoofdstad van Tibet, om vervolgens dwars door de Himalaya naar Kathmandu in Nepal te reizen. Tot aan Kathmandu is in grote lijnen alles geregeld, mede omdat het reizen in Tibet aan allerlei regels gebonden is. Vanaf Kathmandu gaan we alles ter plekke regelen, en ook voor die laatste week hebben we heel veel plannen, maar geen planning!!!
DAG 1
zondag 10-10-10
Nadat we de laatste dingen in hebben gepakt brengen Audrey en Thijs ons om 11:00 weg naar het station in Hengelo. We vliegen pas om 17:10, maar omdat de NS vandaag testen aan het doen is voor extreem winterweer en ze waarschuwen voor vertragingen willen we geen risico nemen.
Uiteindelijk hebben we ‘maar’ drie kwartier vertraging en we zijn dus veel te vroeg op Schiphol. Toch vervelen we ons niet echt, eerst zitten we buiten in het zonnetje en daarna gaan we binnen ergens koffie drinken.
Al snel is het tijd om te vertrekken, de vlucht op zich verloopt zonder problemen, maar ik ben zo beroerd als een hond en heb knallende koppijn. We laten door een stewardess paracetamol aanrukken en van ellende vreet Stef er ook maar één op.
We hebben het geluk dat de enige twee kids in het vliegtuig naast ons zitten en dat die kleinste echt de hele nacht ligt te krijsen. Slapen lukt ons allebei niet, ik kijk heel veel afleveringen ’Hello Goodbye’ en Stef nog veel meer afleveringen ’Baantjer’. Oja, ‘t was ook nog ommeunig koud in het vliegtuig… Héérlijk altijd die eerste dag van de vakantie, haha!!
DAG 2
maandag 11-10-10
Compleet naar de kloten landen we om 9:00 Chinese tijd (3:00 Nederlandse tijd) in Chengdu in China. Chengdu is de hoofdstad van de provincie Sichuan gelegen in het zuidwesten van China en is één van de groenste steden in China. In de negen stadsdelen van Chengdu wonen meer dan 4,5 miljoen mensen. Chengdu staat bekend als hét startpunt voor een reis naar Tibet.
Op het vliegveld staat een jongen met een briefje met een tekst waarin we met heel veel moeite ‘Stephan Johannes Gerardus’ herkennen, alle letters staan kats door elkaar. Hij brengt ons naar het hotel, waar onze treintickets en de permit voor Tibet klaar liggen. Ik maak me blijkbaar steeds druk om niks, tot nu toe gaat alles vanzelf goed… Er past me niks van dat die controle bij een ander ligt. Wel regelen we meteen dat we morgen met een busje mee kunnen rijden naar het Panda Breeding Center. Om 7:00 komen ze ons wekken, pffff… Nu nog even niet aan denken! En dan eindelijk brengen ze ons naar ons kamertje, heel klein en oud, maar best wel netjes! Als het aan Stef ligt gaan we eerst slapen, maar ik wil heel graag de stad in. Gelukkig is hij het al gauw met me eens en nadat we een half uurtje op onze kamer zijn geweest gaan we al weer weg.
Superslecht voorbereid, zonder reisgids, zonder taalgids, zonder kaart, maar wel met een aantal plekken in ons hoofd waar we graag naartoe willen, dus dat komt vast goed! Het hotel ligt midden in Jinli, volgens ons de mooiste plek in Chengdu om te mogen slapen. Eerst lopen we wat rond door de straatjes rondom Jinli, echt supergezellig! Maar omdat het vlakbij het hotel is lijkt het ons handiger nu eerst wat andere plekken te gaan bezoeken en dan vanavond of morgen weer terug hier naartoe te gaan.
Dus even iemand de weg vragen naar the Green-Ram Abbey… Kearl, wat een drama…!!! De mensen kunnen hier net zo goed Engels als wij Chinees, echt helemaal niemand snapt ons!! We worden er gek van! We lopen een heel eind in een richting waarvan we denken dat dat de goede is, terwijl dat nergens op gebaseerd is. Uiteraard blijven we onderweg maar zoeken naar iemand die Engels kan, maar daar is echt geen beginnen aan. Na lang zoeken hebben we wel een kaart kunnen kopen, maar met alleen maar Chinese letters erop, dus dat schiet ook al lekker op… Toch is het niet echt vervelend, want ondertussen kijken we onze ogen uit. Het verkeer is één grote chaos, overal hoor je auto’s claxonneren. Heel veel elektrische brommertjes, waarvan sommige zo vol gepakt dat het ons verbaast dat dat ding überhaupt nog rijden wil.
We besluiten om helemaal terug te lopen tot vlakbij het hotel, daar hebben we een Tourist Information gezien. Daar vinden we gelukkig iemand die wel Engels kan en ons kan helpen, ze kruist op onze kaart de plekken aan die ik op noem. En dan beginnen we opnieuw aan een fikse wandeling.
Maar nu komen we gelukkig wel bij de Green-Ram Abbey, en daarnaast is een park. Eerst wandelen we wat door het park. Erg leuk, ontzettend veel mensen en iedereen is wel érgens mee bezig. Er zijn een aantal dansgroepjes aan het optreden en heel veel mensen zijn aan het Mahjongen. Door het hele park horen we het ratelen van die stenen. En overal zien we mensen thee drinken, dat is heel apart. Echt alle Chinezen lopen met een fles over straat waar thee in zit.
Na het bezoek aan het park lopen we verder naar de vlakbij gelegen Green-Ram Abbey. Voor 10 Yuan (EUR 1,-) kopen we een kaartje en mogen we naar binnen. Het blijkt een heel complex van tempels te zijn en echt heel mooi om te zien. Heel veel houtsnijwerk, boeddha’s, goud en felle kleurtjes, voor sommige vitrines staan Chinezen een soort van gebedjes te doen (of zo…?). Na een uurtje hebben we het wel weer gezien en wandelen we het complex weer uit.
Wij trekken zelf hier trouwens ook de aandacht, de jongen die ons van het vliegveld naar het hotel bracht riep al steeds dat we ‘so long’ waren en ook op straat kijken sommige mensen ons gewoon na. En de gemiddelde Chinees is inderdaad wel wat korter dan ons, maar we vinden het zelf eigenlijk nog wel meevallen. Wel is het zo dat hier bijna geen westerlingen te vinden zijn, alleen in de tempel hebben we nog een stel ‘witten’ gezien.
Terug buiten bij de tempel willen we alleen nog maar slapen, en zeker niet meer terug lopen. We houden een taxi aan die alleen op de meter wil rijden. Uiteraard gaan wij er meteen van uit dat we genaaid worden (wat was dat ook al weer, iets met de waard en zijn gasten toch?!). Maar als we over zijn hoeven we maar EUR 1,50 te betalen… Wellicht zijn we alsnog genaaid, geen idee wat reële taxiprijzen zijn, maar voor zo’n bedrag mag iedereen ons hier wel afzetten! We besluiten om tot het moment dat het écht geld gaat kosten gewoon iedereen blindelings te vertrouwen, en ons er in ieder geval niet over te frustreren.
Bij ons hotel mag je (gelukkig) niet rijden en dus worden we een klein stukje verder afgezet en lopen het laatste stukje. Om 16:00 zijn we op de kamer en slaapt Stef binnen twee minuten. Ik werk nog even snel het reisverslag bij en ga dan ook slapen. Om 18:00 worden we weer wakker (nou ja, wakker…) en we gaan terug de stad in. Rondom Jinli is er een culinair festival aan de gang en overal staan kraampjes met eten op straat. Sommige dingen zien er best lekker uit en sommige iets minder. We zien een soort gefrituurde beesten met tentakels en nog wat enge dingen waarvan we vermoeden dat het uit de zee komt, maar we herkennen niks. Het meest lugubere vinden we toch wel een soort mini-struisvogeltje met een stokje in zijn kont. Compleet, met kop, snavel en poten! De Chinezen kluiven het vogeltje smakelijk van zijn stokje, iieeeewww!!!
We hebben nog maar weinig bedelaars gezien, maar nu komt er een jongetje naar ons toe zonder armen en met maar één been. De eerste Chinees die Engels spreekt! ‘Hello money?’, waarschijnlijk het enige Engels dat ie kan. Ik schud van nee, en voel me een bitch. Weet wel dat dit het enige goede is dat je kunt doen, maar het zou zoveel makkelijker (en leuker) zijn om die kleine gastjes met (voor ons) een habbekrats heel erg blij te maken.
Na het eten hebben we een hele tijd op een trappetje vol verbazing zitten kijken naar de complete chaos op de weg… Hoe kan dat in godsnaam goed gaan? Om 20:30 gaan we terug naar het hotel, we douchen, en gaan direct daarna slapen.
DAG 3
dinsdag 12-10-10
Precies om 7:00 worden we gewekt en er wordt ons een ontbijtje overhandigd. Een halve maïskolf, een pakje melk dat een half jaar over datum is en een warm-nat-knol-achtig ding. Stef waagt zich alleen aan de melk (hij wist nog niet dat ie over datum was, haha) en ik ontbijt nooit, maar ik eet toch een stukje van dat warme natte ding. Mwa, niet zo heel erg lekker… haha! Ook ik drink wat van de melk (ons voornemen om heel erg op te passen met eten blijkt in de praktijk heel erg lastig uitvoerbaar). En dan lopen we naar de plek waar het busje ons komt halen.
We hebben getwijfeld of we naar het Giant Panda Breeding Centre of naar het Wolong National Park zouden gaan. In het Wolong Park leven de panda’s namelijk écht in het wild. Maar ten eerste is het een hele expeditie om bij dat park te komen en ten tweede zijn de panda’s zo extreem schuw dat de kans dat je überhaupt een panda zult zien wel erg klein is.
We waren het er dus al gauw over eens dat we toch maar naar het Breeding Centre gaan, een reservaat waar het leefgebied van de panda’s weliswaar is afgebakend, maar waar ze wel in hun oorspronkelijke habitat leven.
We zijn samen met drie Engelsen die meteen hun eigen weg gaan. Wij blijven met z’n tweetjes bij de chauffeur, hij weet precies waar en hoe laat de panda’s eten krijgen en daar maken wij heel graag gebruik van! We proberen steeds een praatje aan te knopen, maar de taal zorgt wel echt voor een enorme barrière. Ieder zinnetje in de taalgids opzoeken levert ook niet bepaald een spontaan gesprekje op.
Onze zak drop vindt trouwens wel gretig aftrek, bij het eerste dropje knaagt ie er voorzichtig een heel klein stukje af, maar daarna werkt ie ze onder luid gesmak weg. De panda’s zijn echt ommeunig lomp en traag, maar wel schattig! Tja, en nou wil ik dus een panda…
Het is trouwens wel echt een dierentuin hier, beetje jammer! Bij een ‘oorspronkelijke habitat’ had ik me toch iets anders voorgesteld, iets meer het gevoel van de vrij natuur of zo… Maar het is best leuk, veel dierentuinen hebben geen panda’s, en we hadden ze allebei nog nooit gezien. In een soort van couveuse-achtige dingen zien we ook nog 5 pas geboren pandaatjes, zo lief! Ik ben ze net aan het filmen als er ineens een Chinese hand voor de lens verschijnt… Blijkbaar ben ik zwaar in overtreding.
Panda Breeding… de naam suggereert alsof het beestje zelf nog actief met zijn voortplanting bezig is. Helaas, in werkelijkheid is het allemaal niet zo romantisch. Volgens het voorlichtingsfilmpje vreet het beest de hele dag door bamboe waardoor er nauwelijks tijd overblijft om in de wijde wereld een liefje te vinden.
In het Breeding Centre is dit opgelost door het zogenaamd gearrangeerd huwelijk. De panda wordt zonder inbreng uitgehuwelijkt aan een medebewoner van het Centre en daarna volgt dan het ‘romantische’ deel… Het sperma wordt op brute wijze bij meneer panda ontnomen, om vervolgens via KI bij mevrouw panda te worden ingebracht.
Waarom, dat blijkt even later tijdens onze studie op een poster, panda’s Fritsie blijkt te kort om zijn sperma diep genoeg binnen te brengen waardoor de kansen op een succesvolle bevruchting minimaal zijn. Daarnaast zijn de panda’s erg kieskeurig in het kiezen van een partner en de vrouwtjes maar een bepaalde periode in het jaar vruchtbaar. Het in stand houden van de pandapopulatie blijkt dus nie zo makkelijk nie…
De Chinezen zijn zo ‘vriendelijk’ om toeristen (uiteraard tegen betaling) de mogelijkheid te bieden om al knuffelend met een panda op de foto te gaan. Hoewel de panda’s er wel heel schattig uitzien, beseffen we ons dat we dit maar niet moeten doen. De kans dat deze panda het net zo leuk vindt als wij dat alle toeristen hem mogen knuffelen achten we vrij klein…
Om 12:00 zijn we weer terug in het hotel. Stef wil even slapen en dus heb ik weer even tijd om het reisverslag bij te werken. We moeten om 14:00 uit onze hotelkamer en om 21:00 vanavond vertrekt de trein naar Lhasa, Stef verheugt zich heel erg op 48 uur sloap’n. Haha, geen grapje hoor!
Het weer is hier trouwens veel beter dan wat internet ons vooraf meldde. Gisteren was het zonnig en erg warm en vandaag is het bewolkt, maar droog en warm.
Wanneer ik het reisverslag heb bijgewerkt loop ik eerst even alleen een rondje door de stad en om 14:00 ga ik terug om Stef wakker te maken en de spullen uit de kamer te halen. Deze kunnen we gelukkig bij de receptie achter laten. Dan willen we naar People’s Park en we houden een riksja aan. We willen vooraf een prijs afspreken, maar hij doet alsof hij er niks van begrijpt. Ik wil weglopen, maar Stef zit al in het wagentje… Ik stap dus ook maar in en al snel zijn we bij het Park. Hij wil 30 Yuan hebben, ongeveer EUR 3,-. Dat lijkt weinig, maar nu we de prijzen hier een beetje kennen, weten we dat we nu wel genaaid zijn…
Naja, geen rib uit ons lijf en we hadden een voornemen…
Stef denkt trouwens steeds dat ik ‘dat met die koers’ niet goed heb, hij kan niet geloven dat alles hier echt zo goedkoop is…
People’s Park wordt ook wel het Renmin Park genoemd. Het is er superdruk, en dat op dinsdagmiddag… Overal zijn mensen met van alles bezig en toch is dit niks speciaals. Iedere dag komen hier honderden mensen naartoe om muziek te maken (en daarbij heel hard te krijsen), te dansen, te gymnastieken, te vliegeren, te kaarten, je kunt het zo gek niet bedenken of iemand doet het daar. Dat karaoken vinden ze trouwens helemaal geweldig hier. Overal staat laptopjes en daar staan er dan één of twee voor te zingen. Keihard, met microfoon en een box ernaast. En niet als bij ons een beetje met de zatte kop meelallen, maar echt bloedje serieus. Echt heel leuk, één groot gekkenhuis, iedereen danst en klapt mee! Er is een groot deel bedoeld voor alleen maar kinderen, ze kunnen daar in de botsauto’s, kleuren op stukken papier, in de draaimolen, beeldjes verven, muziek maken, gewoon álles!
Uiteraard is er hier (net als op elke straathoek) ook een theehuis, en in People’s Park zit de bekendste van Chengdu. We zien op het terras (net als overal in de stad) iemand lopen die zijn diensten als oorsmeer-verwijderaar aanbiedt. Mensen slurpen rustig verder met hun thee, terwijl één van zijn klanten tevreden glimlacht als meneer oorsmeer-verwijderaar zijn buit laat zien! Meneer oorsmeer-verwijderaar ziet er überhaupt al niet zo heel fris uit en zijn gereedschap (tangetjes met wattenbolletjes) dat in zijn stoffige jaszak rammelt doet ons besluiten om dit Chinese gebruik maar even over te slaan.
In het park worden we aangesproken door een Nederlander die Stef naar mij hoort roepen. Hij komt van oorsprong uit Lichtenvoorde en herkende ons dialect. Hij woont in Thailand en is reisleider. Nu had hij een reis naar China die hij moet begeleiden. Hij geeft ons nog wat tips mee voor de rest van de dag, al hebben we nog maar een paar uur in Chengdu voordat we naar het treinstation moeten.
Eigenlijk hadden we in een internetcafé willen gaan loggen, maar dat vinden we nu toch wat jammer van de tijd. We gaan eerst naar het plein waar het beeld van Mao staat, volgens meneer reisleider echt de moeite waard, maar wij hebben het met tien minuten al gezien. We willen vanmiddag nog naar de Wenshu tempel. Om een taxi aan te kunnen houden moeten we een helse oversteek maken in het verkeer. Als we samen met een Chinees midden op een kruizing terechtkomen terwijl de auto’s rakelings aan alle kanten langs ons heen crossen onder luid getoeter, wordt het iets minder grappig. De Chinees naast ons begint hard te lachen als Stef en ik ons ruziënd een weg over de kruizing banen, ik wil links, hij rechts, ik wil terug, hij verder, dat soort dingen. Ondertussen zit ik hem hysterisch aan z’n mouw te sleuren, haha!
Maar uiteindelijk wel een taxi te pakken!
Hij zet ons af bij de Wenshu Tempel, Stef koopt kaartjes en ik zie een geweldig mooi oud mannetje en vraag of ik hem mag fotograferen. Naja, eigenlijk wijs ik alleen naar m’n camera en kijk hem vragend aan.
Hij knikt dat het oké is. Ik wil hem een briefje van een paar Yuan geven, maar hij wijst steeds naar Stefs knip, ‘t is hem niet genoeg… Tja, gearn of geels nie baasje! En dus lopen we met het briefje terug in ónze knip én met een foto de tempel binnen.
De tempel zelf vinden we niet heel erg indrukwekkend, en in ieder geval minder dan de Green-Ram Abbey.
De straatjes rondom de tempel zijn wel erg leuk, een typisch Chinees wijkje met authentieke winkeltjes, restaurantjes en huisjes.
Na wat rond te hebben geslenterd houden we opnieuw een taxi aan die ons terugbrengt naar Jinli. Het enige woord dat we voor de Chinezen verstaanbaar uit kunnen spreken.
Terug in Jinli hebben we nog twee uurtjes voordat we worden weg gebracht naar het station. We gaan eerst wat koekjes en drinken kopen voor tijdens de treinreis en bij een fruitkraam halen we bananen en appels. De rest van de tijd brengen we door op het trappetje voor ons hotel en eten ondertussen van ons fruit. Chinezen maken foto’s van ons (stiekem denken ze…) en een Chinese familie vraagt of we met hun zoontje op de foto willen, haha lachen of nie! Ik trek dat ventje bij me op schoot en als de foto klaar is stampt ie boos weg. Blijkbaar vonden zijn ouders het een leuker idee dan hij zelf… haha!
Om half zeven staat het busje al op ons te wachten, en een half uurtje later komen we bij het station aan. Wat een mierennest! We zijn blij dat we zo vroeg zijn, want om hier in de juiste trein terecht te komen is al een hele klus. Toch blijkt dat simpeler dan gedacht. De enige tekst die we op ons kaartje kunnen lezen is T22, een 1 en een 10. Op de borden in het station zien we na even zoeken die T22 terug. Dus lopen we daar de trap op. Eénmaal boven zijn er allemaal hokken met boven ieder hok weer een nummer. Wij melden ons bij het hok waar T22 boven staan en eigenlijk een kwartier later zitten we al in het verzamelhok. Best een handig systeem, voordat je het hok binnengaat wordt je kaartje gecontroleerd, dus de kans dat je in de verkeerde trein terecht komt is wel erg klein. De 1 en de 10 blijken het wagonnummer en coupénummer.
De hemeltrein is de hoogst gelegen spoorlijn ter wereld en pas sinds 2006 in gebruik. Door deze spoorlijn is Tibet voor reizigers weer een stukje toegankelijker gemaakt, maar helaas ook voor de Chinezen… De Chinese autoriteiten zien deze spoorlijn dan ook vooral als een middel om Tibet te moderniseren en te ontwikkelen, kortom te ver-chinezen. We voelen ons dan ook best een beetje bezwaard om nu juist met deze trein te gaan reizen.
Hoe dan ook blijft het wel één van de mooiste treinritten ter wereld en dé manier om de geïsoleerde ligging van Tibet écht te ervaren (met een kort vluchtje heb je dat benul toch veel minder). Ook voor (of is het nou tegen?) de hoogteziekte is het beter om langzaam te stijgen (hoewel de trein ook boven de 5000 meter komt, maar er wordt constant zuurstof door de trein gejaagd en voor mensen die echt ziek worden zijn er maskers). Naja, het komt er dus gewoon op neer dat we (heel egoistisch) al onze principiële bezwaren tegen deze toch wel omstreden treinreis overboord hebben gegooid en besloten hebben om over land naar Tibet te reizen.
De trein is verdeeld in drie klassen: gewone zitplaatsen, hardsleepers en softsleepers. Chinezen zelf reizen doorgaans in de hardsleepersklassen en de meeste toeristen in de softsleepersklasse. Hoewel ik heel veel horrorverhalen heb gelezen over de hardsleepers in de hemeltrein vanwege snurkende, rochelende, spugende, smakkende Chinezen (wat we uiteraard niet willen missen, haha) hebben we toch de hardsleepersklasse geboekt. Wel willen álles meemaken en eigenwijs is ook wijs toch?!
’s Avonds gaan we aan boord van dit technische hoogstandje en zullen de komende 48 uur op wat korte stops na de trein niet meer verlaten. Ergens voel ik iets van spijt over hoe we dit onszelf aan hebben kunnen doen, maar met oordopjes in onze rugzak zullen we het vast wel gaan redden.
De hardsleepercoupé is een cabine waar aan beide kanten drie bedden boven elkaar aan de wand hangen. Van een collega had ik gehoord dat je beter niet in het onderste bedje kunt gaan liggen, aangezien daar iedereen overdag op gaat zitten (ja, ook die rochelende, spugende…). En aangezien wij eerder bij de cabine zijn dan onze mede-bewoners lukt het om in twee hoger gelegen bedjes terecht te komen. We delen samen met vier Chinese jongens onze cabine en het duurt niet lang voordat we vies van ze zijn. Ze smakken en slurpen tijdens het eten (dat ook nog stinkt), en als ze niet eten, rochelen en spugen ze (met een beetje geluk in de prullenbak, anders ernaast…). Dat wordt nog wat…
We zagen nu ook helemaal geen bordje ‘no spitting’ in de trein, zoals we dat bij RTL travel hadden gezien, dus tja, als ’t mag…?! Stef heeft er trouwens de grootste lol in om lekker met ze mee te rochelen. Gelukkig gaat hij niet ook nog spugen!
Al gauw nadat we in de trein zijn gestapt gaan heel splotseling de lampen en de muziek uit en kruipen ook wij maar in ons nest. Alsof alle ranzige geluiden nog niet genoeg waren liggen er nu ook nog een paar te snurken!
DAG 4
woensdag 13-10-10
Dat slapen ging niet zo best, en we zijn dan ook blij als we het de volgende dag weer langzaam licht zien worden. De eerste dag valt ons heel erg mee, we slapen veel, lezen veel en kijken uit het raam. De toiletten zijn trouwens wel echt ontzettend goor!! En we moeten juist heel veel drinken i.v.m. hoogteziekte (minimaal 3 liter per dag)! Niet zo’n ideale combinatie…
We glijden de hele dag door het nog niet heel erg spectaculaire landschap. Het gebied waar we doorrijden is nog redelijk bewoond. We zien heel veel mensen aan het werk op het land en ze doen alles met de hand, heel af en toe met de hulp van een ezeltje of een koe. Ook bananenplantages zijn er hier volop te vinden, hele dorpen hangen en liggen vol met gigantisch trossen bananen. Drie keer mogen we vijf minuutjes uit de trein om even de benen te strekken.
Wanneer het donker wordt probeer ik opnieuw een soort van gesprekje aan te knopen met de jongens uit onze coupé. Het is echt heel lastig, maar ze doen heel veel moeite om zich verstaanbaar te maken. We proberen de fonetische vertaling (zo heet dat toch?) van het Chinees uit te spreken uit het taalgidsje, maar dan verstaan ze er niks van en als ik vervolgens de Chinese tekst aanwijs lachen ze zich rot. Blijkbaar is mijn Chinees nog niet zo best… Het blijkt dat je letters als verschillende klanken kunt uitspreken en als je dan de verkeerde klank gebruikt, heb je een totaal ander woord. Toch kennen ze ons schrift wel en kunnen ze sommige woorden wel opschrijven, maar niet uitspreken (ja, heel vaag ja…). Ze schrijven steeds op: Question you, me ask.
Ze willen dat we ze dingen vragen over China of zo… Liefst wil ik ze vragen wat ze van de bezetting van Tibet vinden, maar dat lijkt me niet zo’n verstandige keus. Ik vraag ze naar het één-kind-beleid in China en zeg dat we moeten lachen om de vele brommertjes op straat. Zij hebben het steeds over het Nederlandse voetbal, wooden shorts (haha) en de molens (waarvan ze het woord niet kennen, maar ze doen ze na). We hebben foto’s van Holland mee genomen en we laten ze ze zien. Stephan laat de foto’s op zijn telefoon van de Zundapp zien. Ze willen van alles weten wat het in Nederland kost. Ook mensen uit andere cabines komen nu kijken en zich in het gesprek mengen.
Ze vragen of we ze foto’s willen opsturen en ik zeg dat ze deze kunnen houden, ze zijn er helemaal blij mee, heel leuk! Ze vragen om ons e-mailadres, ik zet het er achterop, terwijl ik me afvraag hoe ze via mail denken te kunnen communiceren…?? Voordat we het weten doen ze gordijnen dicht en rond 22:00 uur doen ze het licht, net als gisteren, heel abrupt uit.
DAG 5
donderdag 14-10-10
En dan begint de langste en de lamlendigste, maar vooral de indrukwekkendste dag van deze treinreis. We begonnen vanmorgen met uitzicht over een grote dorre vlakte en langzaam veranderde dit in een compleet besneeuwde wereld op meer dan 5000 meter hoogte, echt waanzinnig! Het uitgestrekte, oneindige is gewoon niet te omschrijven, zoveel honderden kilometers helemaal kats niks!
In het besneeuwde landschap kunnen we zonder zonnebril niet naar buiten kijken, zo fel is het licht. Voor Stef dus wat minder leuk, maar hij slaapt vandaag een groot deel van de dag.
De gemiddelde hoogte van Tibet is trouwens 4200 meter en daarmee is Tibet het hoogst gelegen land ter wereld (vandaar ‘het dak van de wereld’). Voor jullie beeld, de tóp van de Mont Blanc (de hoogste berg in Europa) ligt (als ik me niet vergis) op 4800 meter. Maar ik dwaal af, en we treinen verder…
In de middag dalen we weer langzaam en glijden we door het groen-bruine Tibetaanse plateau waarbij we hier en daar kuddes yaks zien grazen of een groep nomaden zien lopen. Als we dichter bij Lhasa komen rijden we zo af en toe ook langs kleine dorpjes, nog steeds erg ver van de écht bewoonde wereld.
Uiteraard heb ik heel veel foto’s gemaakt en gefilmd en eerlijk gezegd hadden we behalve wat lezen, eten en heel veel drinken (tegen de hoogteziekte) ook niet veel beters te doen.
Het is enorm warm in de trein, maar van de hoogte (als ik dit schrijf ongeveer 5000 meter) gelukkig nog niet veel last, wel grappig om te zien is hoe onze nog dichte zak drop helemaal bol wordt door de hoogte. De flesjes in onze toilettassen staan op knappen en de theefles van een van de Chinese jongens springt spontaan kapot.
Eén keer kunnen we vandaag op een klein stationnetje een frisse neus halen, en of die neus daar fris van wordt! Zo warm als het in de trein is, zo koud is het hier buiten! Na nog geen minuut worden we echter al weer verzocht om in te stappen.
De Chinezen uit onze cabine komen ineens met een foto op de proppen (op hun mobieltje) van een Volendamse met een grote ronde kaas onder de arm (whaha), ze vragen zich af wat dat ronde ding is. Als wij zeggen (naja, met handen en voeten dan…) dat we dat op ons brood doen vinden ze dat maar raar, zo’n groot ding op brood???
We hadden verwacht dat we vanavond om 21:00 pas over zouden zijn, maar dat valt flink mee. Om 17:00 komen we in Lhasa aan waar we heel hartelijk worden verwelkomd met een kata (een wit sjaaltje die worden uitgereikt bij een begroeting) dat ons wordt omgehangen. De treinreis was voor ons gevoel helemaal niet lang. Stiekem juist lekker om na een jaar werken twee dagen gewoon helemaal niks te hoeven doen, alleen maar hangen, zitten en slapen. En het uitzicht was waanzinnig!!! (of had ik dat al gezegd??)
Op het station worden we naast een erg vriendelijke Tibetaan ook meteen verwelkomd door heel veel Chinese militairen, alsof ze ons meteen duidelijk willen maken wie er hier in Tibet de baas is.
De Tibetaan die ons naar het hotel brengt kletst er meteen vrolijk op los, hij vertelt over de stad. Er zijn drie heilige bergen en op één ervan heeft de Chinese regering een televisiemast gezet. Hij verteld het lachend, maar dat zal hem ongetwijfeld pijn doen.
Hij zegt ons dat we er goed aan doen vanavond heel rustig aan te doen en heel veel te drinken om zo de kans op hoogteziekte zoveel mogelijk te vermijden. Ook raadt ie ons af om te gaan douchen vanavond…Waarom wordt ons niet duidelijk.
Hij zegt ook een paar keer dat hij vereerd is dat we helemaal naar Tibet komen om zijn land en cultuur te bezoeken, heel lief, we voelen ons heel erg welkom!
Lhasa ligt op 3600 meter hoogte en met name Stef heeft daar nu last van. Hij heeft een beetje hoofdpijn. Van ademnood allebei nog geen last gelukkig. We worden bij het Yak Hotel afgezet, een heel leuk hotel, voor onze maatstaven best luxe en op een hele mooie plek in Lhasa, eigenlijk middenin het Tibetaanse deel van de stad. Wel is er vandaag ook een groepsreis van Djoser gearriveerd, dus vrij veel Nederlanders in het hotel.
Daar treffen we onze gids en maken de afspraak om elkaar morgenvroeg om 9:00 in de hal van het hotel te ontmoeten. Dan zetten we de spullen achter de deur en wandelen de stad in, in ieder geval om water te halen, te eten en na even zeuren krijg ik Stef zo ver dat we toch ook alvast een klein rondje rond de straatjes gaan lopen. Eerst gaan we wat eten, van het hotel hebben we een bon gekregen waarmee we de eerste avond ‘gratis’ kunnen gaan eten bij de buurman. We bestellen yak-biefstuk en spaghetti. Hoewel we in China het traditionele eten nog niet echt aandurfden willen we dat hier wel gaan proberen. De spaghetti is een soort van escape, haha! En dan lopen we een straatje in naast het hotel, Echt zo leuk!!! Ook Stef is helemaal enthousiast, het is hier echt niet te vergelijken met Chengdu, mensen zien er heel anders uit, met name door hun geweldig mooie kleding. En ze staan ons ongegeneerd aan te staren, één familie loopt zelfs achterwaarts nog geen twee meter voor ons uit. We weten ons maar lastig een houding te geven. Als we foto’s maken of filmen komen ze achter ons staan om op het schermpje mee te kijken. We zien mensen met gebedsmolentjes rondlopen (Stef: wat döt den kearl dan?), oude vrouwtjes met echt een gigáaaantische baal rotzooi op de nek lopen (Stef: kiek dat meanske…), heel veel monniken, en ja, helaas ook heel veel bedelaars (Stef: wat mow d’r met?).
Op de terugweg halen we zes flessen water (voor EUR 1,20…) en lopen terug naar het hotel. We maken een praatje met twee Nederlanders die er pas hier achter kwamen dat ze zonder gids nergens in mogen, dus die hebben niks kunnen bezoeken. Zij kregen trouwens pas na een uurtje of acht last van hoogteziekte, dus wellicht zijn wij er ook nog niet… We zullen zien.
Stef heeft net gedoucht, koud water!!! Vandaar dat de gids dus zei dat we beter morgen konden gaan douchen… Ik wacht dus wel even tot morgenvroeg in de hoop dat er dan wel warm water is.
DAG 6
vrijdag 15-10-10
Eerst een medisch update: Stef was gisteravond later op de avond al genezen van zijn hoofdpijn en ik kreeg juist vannacht pas last van hoogteziekte. Slecht slapen, hoofdpijn, beetje verdwaasd, dat soort dingen. Het voelt een beetje alsof je je in de fase tussen het dronken zijn en de kater zelf bevindt. Ook ’s nachts blijven we dus water drinken, dat moet ook wel, want elke keer als we wakker worden hebben we een ommeunige droge bek en de lippen helemaal kapot.
Om 7:15 gaat de wekker. Nog steeds geen warm water, maar na drie dagen niet hebben kunnen douchen doe ik dat nu toch maar wel. Onze kleren die we al vijf dagen aan hebben gehad brengen we naar een wasserij en dan gaan we ontbijten. Ik voel me al een stuk beter en als Sonam (onze gids) ons om 9:00 op komt halen zijn we weer helemaal het mannetje.
Gisteravond hebben we afgesproken om vandaag naar de Jokhang Tempel en Sera Monastery te gaan. Vanuit het hotel is het maar vijf minuutjes lopen naar de Jokhang. En eenmaal bij de Jokhang aangekomen gebeurd het: De Cultuurshock! Het was zo bizar!! Overal werpen zich mensen op de grond, lopen er massa’s mensen de Kora rondom de Jokhang, slingeren er mensen aan gebedsmolens, hoor je mensen gebeden prevelen. Zo ontzettend aangrijpend, de tranen liepen me letterlijk over m’n wangen!
Ik had al filmpjes gezien op internet, dus was redelijk voorbereid dacht ik, maar niet hoor! Hier op deze plek komt het zoveel harder binnen dan van achter het beeldscherm. De geluiden erbij en de indringende geur van wierook. Ik had me er van alles bij voorgesteld, maar niet dit!
Het op de grond werpen heet eigenlijk prosterneren (ik hoop dat ik nog ergens een filmpje kan uploaden), dat gaat als volgt: Eerst steken ze hun handen in de lucht, dan houden ze hun handen voor hun borst en vervolgens naar voren en hierna werpen ze zich plat op de buik op straat. Dan staan ze op, zetten een paar passen tot het punt waar ze met hun handen de grond hebben aangeraakt en beginnen weer van voor af aan. Ze dragen een soort van plankjes om hun handen en bescherming op de knieën. Op deze manier leggen ze soms wel honderden kilometers af, vanaf hun woonplaats tot aan hun bestemming. Zo’n reis kan maanden duren en soms zelfs jaren!
Hoewel we vanuit het inlezen in de reis wisten dat dit bestond, is het tot nu toe wel het meest bizarre wat we hebben gezien. Echt niet voor te stellen! Voor de meeste pelgrims die een dergelijk tocht ondernemen is het einddoel deze Jokhang tempel.
Ze doen dat als verdienste aan het Boeddhisme. Hoe meer ‘punten’ je scoort voor je staat van verdienste, hoe groter de kans is dat je in je volgende leven reïncarneert als iets ‘hogers’. Het ultieme dat ze kunnen bereiken is het Nirvana, dat je verlost van het eindeloze cyclus van wedergeboorten. Simpel gezegd: Wie goed doet, goed ontmoet… Mooie manier van geloven toch?
Het grote verschil tussen het Christendom en het Boeddhisme is dat ‘wij Christenen’ geloven in een God. Boeddhisten niet, zij geloven in de mens zelf. Het is niet God die het leven voor je moet gaan waarmaken, maar dat zul je toch echt zelf moeten doen. Eerlijk gezegd vind ik die gedachte misschien wel realistischer dan die van ons, en mooier!
De rol van de Boeddha in het hele verhaal is dat hij ooit ‘onderzoek’ gedaan heeft naar de dingen die Boeddhisten nu geloven, en zonder bewijs (want dan was het geen geloof meer geweest) hebben wereldwijd miljoenen mensen die wijsheid van hem overgenomen. De DL is de spiritueel leider van het Tibetaans Boeddhisme, dus zoiets als wat de paus voor de Katholieken is (denk ik… haha). In ieder geval zijn het allebei geen ‘Goden’ zoals wij dat kennen.
Met het verhaal over de wedergeboorte, wat Boeddhisten overigens ‘Samsara’ noemen, heb ik dan weer iets meer moeite. Maar God die in zeven dagen de wereld schiep lijkt mij persoonlijk toch ook een béétje onwaarschijnlijk. Naja, vraag mij niet naar de waarheid… Ik heb echt geen idee (want zeggen dat ik niks geloof is ook weer een soort van geloof toch…?)
Haha, ik zou zo bij de EO kunnen gaan werken… Misschien toch die Arie met z’n ruige drie-dagen-baardje maar eens bellen…
Maar terug naar de Pelgrims bij de Jokhang. Voor hen is de voettocht naar Lhasa hét grote doel in hun leven waarvoor ze vaak jaren gespaard hebben. Als ze éénmaal in Lhasa zijn aangekomen bedelen ze daar totdat er weer genoeg geld is voor de terugreis. De Tibetanen zelf zien het bedelen dus ook niet als iets slechts, en met het geven van geld aan een bedelaar rondom de Jokhang hengel je heel veel punten binnen voor je staat van verdienste.
De Pelgrims die hun laatste meters tot aan de Jokhang proberen te volbrengen komen daar nauwelijks aan toe, werkelijk van alle kanten wordt ze geld toegestoken! Ook wij proberen op deze manier wat punten binnen te halen, je weet maar nooit waar het goed voor is hè… En zo weten we zeker dat déze centen in ieder geval niet naar China gaan.
Geld geven aan kinderen proberen we overigens zoveel mogelijk te vermijden (wat ze ons erg lastig maken met die vragende, donkere kijkers). Al maken we de hele kleintjes wel blij met ballonnen (ja, erg cliché, maar wel heel leuk!) En ook de foto’s van Nederland wil iedereen zien. We zijn echt blij dat we dit mee hebben genomen, het maakt het echt een stuk makkelijker om een soort van contact te krijgen met de mensen.
Ik voel me met die enorme lens op m’n pens nou niet echt gemakkelijk, maar de meeste mensen vinden het leuk dat ze op de foto mogen, ze wel erg verlegen en kijken vaak van de camera weg… Als ik een foto heb gemaakt laat ik ze het resultaat zien op het schermpje. Ze vragen dan of ze die foto mogen hebben, en begrijpen niet dat we er niet ter plekke een afdruk van kunnen maken… Gelukkig hebben we daarvoor de foto´s van Nederland!
Dan ín de Jokhang, opnieuw erg indrukwekkend. Overal stoppen mensen geld in of tussen, echt in ieder open voegje is wel een briefje gepropt. Ook onze gids offert regelmatig een Yuan en ook Stef laat zich van zijn beste kant zien. Het ruikt hier overal naar yakboter, waar de kaarsen van gemaakt zijn die hier overal branden. Sonam vertelt erin en eruit over alle verschillende Boeddha’s met allemaal heel erg moeilijke namen en ik vraag me af of hij echt verwacht dat we alles onthouden…?! We zijn veel meer geïnteresseerd in de mensen hier, die blijkbaar álles over hebben voor hun geloof, voor ons niet te bevatten. Sonam weet echt heel veel en er is eigenlijk geen vraag die hij niet kan beantwoorden. Vanaf het dak van de Jokhang hebben we een mooi uitzicht over een deel van Lhasa, het is alleen erg bewolkt vandaag, erg jammer!
Overal in de stad zien we trouwens militaire posten, er marcheren groepjes militairen door de straten en als je beter op let, zie je ook overal bovenop de gebouwen bewapende militairen staan. Erg pijnlijk en het geeft alles toch wel een beetje een dubbel gevoel. We mogen ze niet fotograferen en Sonam zegt dat we ze beter niet aan kunnen kijken.
Als we weer buiten zijn is het nog te vroeg om naar Sera Monastery te gaan, omdat we daar graag het debat mee willen maken en dat is pas laat in de middag. Sonam stelt voor om in de tussentijd naar het Norbulinka te gaan, en dat gaan we dus ook doen.
Het Norbulinka is de zomerresidentie van de DL, vanaf hier is hij in 1959 vertrokken naar India.
Iedereen zal begrijpen wie ik bedoel, maar ik ga zijn naam hier niet voluit schrijven. Het schijnt dat China de jacht heeft geopend op dit soort weblogs en Sonam adviseert ons om de naam van de politiek leider van de Tibetanen zoveel mogelijk te vermijden in internetcafés in Lhasa en dus doen we dat maar, je weet immers maar nooit…
In de taxi merkt Sonam dat alle bergen rondom Lhasa wit zijn en dat dat gisteren nog niet zo was, de allereerste sneeuw van het seizoen! We merken dat ie ons een beetje probeert te peilen over het conflict met China, al doet ie dat nu nog niet met zoveel woorden. Hij gooit soms een balletje op en wacht dan onze reactie af. In het Norbulinka fluistert hij ons toe dat we hier geen vragen mogen stellen over de 14e DL, hij wil er heel graag over vertellen, maar dan buiten.
Sinds een opstand in 2008 hebben de Chinezen alle touwtjes weer strakker aangetrokken en blijkbaar is het ook al twee jaar zo dat je zonder gids niet in de kloosters wordt toegelaten. Eénmaal binnen breng ik hem onbedoeld toch in verlegenheid als ik een foto zie van een vroegere DL, ik vraag hem of deze afbeelding niet verboden is (ik weet dat die van de 14e overal verboden is, zelfs gewoon in de huishoudens). Hij kijkt me veelbetekenend aan en wijst dan schuin omhoog richting de camera’s.
Ook zegt hij soms bijvoorbeeld: ‘Remember de clock, later I will tell you about it’. En dan houdt hij z’n hand voor z’n mond, zodat er via de camera’s geen mogelijkheid is tot liplezen. Het verhaal van de klok is trouwens dat deze stil is gaan staan om 9:00, precies op het moment dat de DL het Norbulinka heeft verlaten in zijn vlucht naar India (althans, dat is wat alle Boeddhisten geloven). Zo zijn er nog veel meer van die ‘toevalligheden’.
Als we later weer buiten zijn zeg ik sorry en vraag ik of we hem met dat soort ondoordachte vragen in gevaar brengen. Hij zegt dat dat inderdaad zo is, maar dat hij er juist over wil vertellen en dat dat de grootste reden is dat hij reisleider is geworden: The best job in the world! In hoeverre we onszelf hiermee in gevaar brengen vraag ik me met vlagen wel eens af, maar maken we ons maar niet al te druk om…
Na het Norbulinka gaan we terug naar het Tibetaanse deel van Lhasa om te lunchen, Sonam neemt ons mee naar een Tibetaans restaurant en dan wagen we ons maar eens aan de momo’s. Een typisch Tibetaans gerecht. Het zijn een soort van gestoomde deegballetjes met yakvlees en groente. We willen graag meedoen aan dat soort experimentjes, maar heel erg lekker kunnen we het Tibetaanse eten nog niet vinden… Sonam vindt het erg grappig dat we zomaar iets bestellen dat we nog nooit gehad hebben. Wij niet…
Na het eten gaan we met de lokale bus naar Sera Monastery. Met heel veel mensen in een klein barrel. Als de deur open moet doet de chauffeur dat door aan een touw te trekken die aan de deur vast geknoopt zit. En door even heel hard te gassen valt de deur weer dicht.
Vlakbij Sera Monastery is een openbaar toilet waar Sonam naartoe gaat en ik moet eigenlijk ook. Het is een hok van twee vierkante meter, met een muurtje van zo’n 80 cm hoog zonder deur tussen twee ‘toiletten’. Dat toilet is niks meer dan een gat in de grond, en echt zo ranzig! Maar als je moet, dan moet je hè… En dat gebrek aan privacy kan me al eigenlijk niks meer schelen, ik ben alle schaamte al voorbij, haha! Als ik terugkom en Stef vertel, wil hij ook… de idioot, hij wil uiteraard ook niks missen!!
Sera is samen met het klooster van Drepung en Ganden één van de drie belangrijkste kloosters van Tibet. Sera Monastery ligt een stukje buiten Lhasa en is een school voor monniken in wording. Ooit huisvestte dit klooster meer dan 5000 monniken, maar tijdens de machtsovername in 1959 is het totaal verwoest. Inmiddels is een deel weer gerestaureerd en biedt het nu dak aan een paar honderd monniken.
Als eerste brengen we een bezoek aan de Tempels zelf. Een Boeddha staat een beetje scheef, hij helt naar rechts. Achter de rechter muur worden gedebatteerd en omdat de Boeddha mee wil luisteren komt hij elke keer iets schever te staan. Uiteraard ligt dat niet aan de onderliggende constructie, tuurlijk nie…
We zijn bewust later in de middag naar Sera gegaan, zodat we het dagelijkse debatteren van de monniken kunnen zien. Met een bult lawaai discussiëren ze over het Boeddhisme. Ondertussen klappen ze steeds in hun handen, zwaaien met hun armen en stampen met hun voeten (nee, ze fluiten niet tussen de tanden… ) op de grond. Het is erg grappig en het voelt een beetje als een ingestudeerde voorstelling voor toeristen. Dat zeg ik vervolgens ook aan Sonam, maar volgens hem is het toch echt ‘serious stuff’, haha! Hoe dan ook… ontzettend leuk om mee te maken! Als laatste weet Sonam het te regelen dat we een kijkje mogen nemen in de keuken van de monniken, een beetje viezige bende, waar alles van de yakboter aan elkaar hangt. Wel heel mooi licht dat vanuit een paar raampjes naar binnen schijnt, een paradijsje om foto’s te maken!
We moeten hier behoorlijk wat kleine hellinkjes en trapjes op, en bij die dingen merken we wel dat we zo hoog zitten. Na ieder trappetje staan we even uit te hijgen. Sonam lacht en zegt dat we ons dan maar alvast moeten gaan verheugen op de trappen van het Potala morgen…
Met de lokale bus gaan we terug naar de stad en als we langs een landbouw-mechanisatie bedrijfje komen wil Stef eruit (ja, echt hè…). Sonam vindt het allemaal heel erg grappig en wandelt gezellig met Stef mee langs alle trekkers. Gelukkig heeft ie het al snel gezien en dan springen we in een taxi terug naar het hotel. Inmiddels is bekend dat we morgen om 12:20 het Potala in mogen! We spreken om 11:00 af met Sonam en zeggen hem gedag. Wij gaan terug de stad in, om de Barkhor te gaan lopen.
De Barkhor is een heilige pelgrimsroute die rondom de Jokhang tempel loopt. Vanuit het hele land komen Tibetanen naar Lhasa om deze pelgrimsronde, ook wel kora genoemd, met de richting van de klok mee te lopen. We laten ons meevoeren met de mensenmassa, allebei behoorlijk onder de indruk; de monniken in hun rode gewaden murmelen gebeden, pelgrims werpen zich op de grond, oude vrouwen draaien hun gebedsmolens rond en marktlui die met hun kraampjes langs de kant staan proberen hun GBR (goed bedoelde rotzooi) aan de man te brengen.
Achter de Barkhor bevindt zich een wirwar aan hele smalle steegjes, met links en rechts de authentieke Tibetaanse wit gepleisterde huizen. Het lijkt alsof de tijd hier stil heeft gestaan, dit moet het Tibet zijn zoals het ooit geweest is.
Ik wil graag een klein gebedsmolentje meenemen naar huis en we beginnen het spelletje van het afdingen. Sommige marktkooplui die daar behoorlijk agressief van worden maken dat wel iets minder leuk, maar de meesten spelen het spelletje gewoon met ons mee… Uiteindelijk hebben we wat souvenirtjes gekocht, maar nog geen gebedsmolentje en tot Stefs grote vreugde mogen we dus deze week nog een keer langs de kraampjes. We blijven het trouwens maar raar vinden dat mensen ons zo aan staren. In Lhasa zijn toch wel meer toeristen??
Dan gaan we terug naar het hotel om te douchen en daarna nemen we ook maar eens de moeite om een internetcafé op te zoeken en posten alle voorgaande verslagen. Dan gaan we terug naar het hotel, kijken nog wat Chinese televisie en gaan dan slapen.
DAG 7
zaterdag 16-10-10
Vannacht een stuk beter geslapen en helemaal vrij van alle kwaaltjes die de hoogte met zich meebrengt. Daar hebben we trouwens echt geluk mee, want die hele Djoser-groep ligt (op één persoon na) al twee dagen gevloerd in bed, tot overgeven aan toe.
Stef slaapt uit terwijl ik het reisverslag van gisteren maak. Om 9:30 gaan we ontbijten, we lopen een rondje door de stad en om 11:00 treffen we Sonam weer. We maken een wandelingetje vanaf ons hotel en dan staan we voor het Potala, de vroegere winterresidentie van meneer DL. DL is trouwens niet de naam van één persoon, maar van een reeks elkaar opvolgende leiders van Tibet. De Tibetanen geloven dat iedere nieuwe DL een reïncarnatie is van de oude. Wat maakt dat ze van een bepaald persoon vinden dat diegene de reïncarnatie is van zijn voorganger, is ons trouwens niet helemaal duidelijk geworden.
In een boek van de huidige DL vertelde hij dat het gebalsemde lichaam van zijn voorganger in de richting van het noordoosten keek. En een andere belangrijke lama zag in het water een aantal letters, die volgens hem verwezen naar een plaatsnaam en een bepaald klooster. Zo kwamen ze uiteindelijk bij dat ene kleine, driejarige jongetje terecht. Naja, je gelooft het of je gelooft het niet…
Maar het Potala Paleis, vlak voor onze neus! Het voelt een beetje onwerkelijk om hier nu echt te zijn. Nadat de DL in 1959 tijdens de inval van de Chinezen naar India vluchtte heeft het lange tijd leeg gestaan. Tegenwoordig kun je, mits je de knip trekt, het paleis bezoeken. Eigenlijk gaat dit regelrecht in tegen ons gevoel, want we weten maar al te goed dat het geld van alle toeristen die het Potala bezoeken in de zak van China terecht komt. Toch kan ik de verleiding niet weerstaan nu we zo dichtbij zijn en we brengen dus een bezoek aan dit gigantische heiligdom dat uit de berg lijkt op te rijzen, zo indrukwekkend, zo groots en jammer genoeg zo verlaten…
De kaartjes hebben we Sonam laten regelen om er zeker van te zijn dat dit niet mis gaat. Het aantal bezoekers aan het Potala is door de Chinezen gelimiteerd en het is dus zeker geen kwestie van kaartje kopen aan de kassa en naar binnen (je moet eerst een kaartje kopen waarmee je vervolgens een kaartje kunt gaan kopen, haha). Daarnaast veranderen de Chinezen de regels zo vaak, waardoor je er eigenlijk nooit zeker van bent óf je naar binnen kunt en hoelang je daar mag blijven. Wij hebben toestemming voor een bezoek van een uur, volgens Sonam houdt dat niet over…
Voordat we het Potala binnen kunnen moeten we inderdaad heel veel trappen op, en dat is echt geen kattepis hier! Toch valt het ons na het lezen van verschillende reisverslagen mee. Sommigen schreven dat elke trede een ware expeditie was. Wij liepen uiteraard ook niet zo heel hard en het zweet stond ons ‘bláank veur ‘n kop‘, maar zonder pauze konden we eigenlijk gewoon zachtjes doorlopen.
De binnenkant van het gebouw is nog indrukwekkender dan de buitenkant, meer dan 9000 kamers heeft het gebouw, waarvan we uiteraard maar een klein deel mogen bezoeken. Jammer genoeg mogen we nergens foto’s maken en met iedere samengevat verslag van dit bezoek doen we het Potala eigenlijk nog tekort. Kortom, daar beginnen we maar niet aan, maar geloof me, het was wáánzinnig!! Ik denk dat we al lang klooster- en Boeddhamoe waren geweest als Sonam er niet bij zou zijn. Hij weet ons steeds weer te boeien met zijn verhaal.
Als we terug buiten zijn lopen we naar de voorkant van het gebouw ‘because you can take beautiful pictures there’. Haha, hij kent me al een beetje… Aan de voorkant zit een familie (nomaden volgens Sonam) en Stef geeft de kids wat ballonnen. Ze maken de hele tijd het bedankgebaar dat ze hier in Tibet gebruiken en de kleintjes zijn helemaal door het dolle. We geven de volwassenen een foto van Holland en Sonam legt ze uit dat dat is waar wij vandaan komen.
De hele familie bovenop die foto en op ons fototoestel uiteraard! Ook Sonam heeft trouwens onze videocamera ontdekt, hij loopt er constant mee in zijn handen en filmt alles, hij is helemaal verbaasd als Stef laat zien dat je er ook mee kunt inzoomen. Ook hij vraagt steeds wat we voor alles moeten betalen in Nederland en hij vraagt zelfs naar ons salaris!
Ik vraag me af hoe hij over ons denkt, en of hij het knieperig vindt dat we niet aan bedelaars geven. Dus ik leg hem uit dat we dat niet doen omdat we daarmee het systeem alleen maar in stand houden. Hij is het helemaal met ons eens gelukkig. Hij zegt dat bedelaars soms meer verdienen dan de mensen die werken, en als de ‘stupid tourists’ geld blijven geven ze dus nooit op zoek zullen gaan naar een baan.
Alleen de hele oudjes en de gehandicapten hebben volgens hem wel wat aandacht verdiend. Om ons schuldgevoel af te kopen steken we wel af en toe pelgrims wat toe of mensen die we fotograferen.
We vragen Sonam waarom mensen ons steeds aanstaren, terwijl ze toch best wel westerlingen zouden moeten kennen. Hij komt met een simpele verklaring, in de zomer zijn er heel veel toeristen in de stad. Nu in het najaar veel minder. En juist in het najaar komen de nomaden, voor wie het seizoen van werken er net op zit, naar Lhasa om de Tempels te bezoeken. En die nomaden zien dus nooit ‘witte’ mensen.
Als we geld willen wisselen (Euro’s naar Yuan… duh!) gaat Sonam met ons mee naar de bank. We moeten papieren invullen en paspoorten overhandigen, een heel gedoe. We hebben al lang spijt dat we niet gewoon zijn gaan pinnen. Maar Sonam bladert in ons paspoort en zegt steeds: ‘beautiful passport’ en aait zelfs over onze paspoorten. We vragen ons af of hij nú misschien last heeft van hoogteziekte, haha! Later vertelt hij dat hij met zijn paspoort alleen maar binnen Tibet mag reizen (dus eigenlijk alleen maar in Tibet Autonome Regio, een provincie van China).
En als je daar buiten wilt heb je een ander paspoort nodig (net als bij ons de ID-kaart en het paspoort), maar dat de Chinese regering geen paspoorten afgeeft aan Tibetanen… Weer zo’n ding waarbij we weer even met de neus op de keiharde feiten worden gedrukt.
Dan willen we naar Drepung, een klooster acht kilometer buiten Lhasa en het valt nog niet mee om een taxi te vinden die ons wil brengen. Uiteindelijk vinden we er één die ons wil brengen, mits we 40 Yuan betalen. Geen probleem en een half uurtje later zijn we bij het klooster. Drepung was ooit het grootste en rijkste klooster ter wereld. Het bestaat uit een aantal witte gebouwen die tegen een berghelling zijn opgestapeld. Drepung betekent rijst en Sonam vertelt dat wanneer je ver weg in de bergen bent, je het klooster kunt zien liggen, maar dat de witte gebouwen dan rijstkorrels lijken, vandaar de naam.
Omdat het al laat in de middag is, zijn er bijna geen bezoekers meer. We lopen de kora rondom het klooster en brengen met ons drieën alle gebedsmolens aan het draaien. Sonam corrigeert ons soms als we per ongeluk een stukje tegen de klok in dreigen te gaan lopen. In het Boeddhisme moet alles ‘clockwise‘, de handmolens draaien rechtsom, de kora loop je rechtsom, de gebedsmolens draai je rechtsom.
Een deel van het klooster is gesloten vanwege een renovatie, en een deel kunnen we bezoeken. Buiten horen we Tibetaans gezang door de bergen klinken, en hij zegt dat dat mensen zijn die vloeren aan het maken zijn boven op het dak. Ik had hem daar eerder deze week al naar gevraagd, dus hij weet dat ik heel graag wil kijken. Maar volgens hem is dat echt niet mogelijk, omdat het boven op het dak van de tempel is. Toch zien we dat ie z’n best doet om iets te regelen, en dan wenkt ie ons lachend. We mogen gaan kijken! Via een soort van steigerachtig trappetje (doodeng!) klimmen we op het dak en dan zien we een groep van wel veertig mensen al zingend en dansend een vloer aanstampen. En verderop op een ander deel van het dak zien we een nog veel grotere groep hetzelfde doen. We staan een hele tijd te kijken en de meisjes op het dak giechelen wat af. Echt heel erg leuk, en gelukkig kunnen jullie thuis alles nazien, want Sonam filmt iedere stap die we zetten, haha!
Daarna lopen we door het deel van het Klooster dat geopend is. De kloosters lijken allemaal wel op elkaar, al is dat volgens Sonam echt niet zo. Ieder klooster heeft zo zijn eigen bijzondere dingen waar de mensen speciaal voor naar dat ene klooster gaan. De opstand van 2008 is hier in Drepung begonnen. Als Sonam daar iets over wil zeggen, kijkt ie eerst om zich heen of er militairen of camera’s zijn en gaat dan op fluistertoon verder. En daar wennen we maar niet aan, en daar willen we ook helemaal niet aan wennen!
In het Drepung klooster staat een hele grote ‘future-Boeddha’, ‘the most special Boeddha’ voor Sonam. Hij koopt een kata (zo’n wit sjaaltje die we ook omkregen toen we Tibet binnen kwamen) die hij vervolgens meteen offert aan de Boeddha. Hij werpt zich al prosternerend een paar keer ter aarde en vervolgens gaat hij een tijdje met zijn hoofd ergens tegenaan zitten terwijl hij ondertussen een gebed prevelt, om mani padme hom, om mani padme hom, om mani padme… Stef en ik kijken elkaar aan…
Dan is het tijd om terug te gaan naar Lhasa, we vragen een klein busje ons terug te brengen en om 17:00 zijn we terug. We drinken samen met Sonam wat in een cafeetje, hij vraagt ons naar ons permit voor het deel tussen Gyantse en Shigatse… Euh watte?? Die hebben we niet!! In Tibet krijg je een permit zodat je überhaupt binnen mag, en daarmee mag je dan in bepaalde gebieden reizen. Blijkbaar hebben we voor een deel in de Himalaya een ander permit nodig…
Sonam belooft ons er achter aan te gaan en komt er morgen op terug, ‘don’t worry’ zegt ie. Dus dat doen we dan ook maar niet. Dan gaat hij naar huis en wij lopen nog maar weer eens de Barkhor…
DAG 8
zondag 17-10-10
Vandaag gaan we naar Ganden Monastery, een klooster zo’n 45 kilometer buiten Lhasa. Sonam regelt een Jeep (die wij uiteraard mogen betalen) en om 9:00 vertrekken we. Over deze relatief korte afstand doen we hier vanwege de enorm slechte wegen bijna 1,5 uur. We stuiteren de hele auto door, en vragen ons af wat dat in de Himalaya nog moet gaan worden…
We hebben dit bezoek bewust tot de laatste dag dat we in Lhasa zijn bewaard, want Ganden ligt nog behoorlijk hoger dan Lhasa en het leek ons dus beter om er eerst voor te zorgen dat we enigszins geacclimatiseerd zouden zijn.
De weg er naartoe is het laatste stuk onverhard en eindigt met een steile klim van waaruit we een geweldig uitzicht op zowel het klooster als op de Kyi Chu-vallei hebben.
Onderweg merken we dat Sonam en de chauffeur over ons praten en de chauffeur kijkt ons via de achteruitkijkspiegel om en om aan. Dan zegt Sonam dat ze ons iets bijzonders willen laten zien. Onder de stoel van de Jeep komt een tasje vandaan, waaruit ze een DVD halen. Deze stopt hij in de radio en op een beeldschermpje verstopt achter de zonneklep zien we dan een filmpje van een toespraak van de 14e DL! Zwaar verboden hier in Tibet! We vragen Sonam wat er gebeurd als ze je hiermee pakken en hij zegt dat ze dan de bak in gaan. We vragen maar niet wat er met ons zelf gebeurd, want dat willen we op dit moment helemaal niet weten (in ieder geval worden we het land uitgezet). Vrij bizar dat ze ons na drie dagen al zo vertrouwen dat ze het aandurven om ons te betrekken in hun complotje tegen de Chinezen.
Als we dichter bij het klooster komen, waar ongetwijfeld weer de nodige militairen ons zullen verwelkomen, vraag ik toch maar even of het niet verstandig is om de DVD af te zetten. Dan bergen ze hun houvast maar weer netjes op, heel ver weg gestopt onder een stoel.
Het klooster zelf is tijdens de culturele revolutie helaas grotendeels verwoest, en tegenwoordig leven er nog maar 200 monniken. We zien nog overal ruïnes die de stille getuigen zijn van wat hier gebeurd is. Toch is ook een deel ervan wel hersteld, en de omstandigheden in de kloosters zijn met name de laatste jaren flink verbeterd. Maar veel van die schijn bedriegt, de Chinese overheid is het niet te doen om de religieuze vrijheid van de Tibetanen, maar ze hebben gemerkt dat toeristen bereid zijn om grof te betalen voor het bezoeken van de kloosters. Hoe hypocriet zijn wij dan om daaraan mee te werken?
Voordat we vertrokken heb ik me wel eens afgevraagd of het wel gepast is om een onderdrukt gebied te bezoeken. Inmiddels ben ik dat gevoel wel kwijt, ondanks dat het grootste deel van onze centen bij de Chinezen terecht komt (hoe hard we ook ons best doen om dat zoveel mogelijk te voorkomen), zien de Tibetanen de toeristen als een welkome bron van informatie en als de vertellers van hun verhaal. Toeristen hebben een soort van controlerende werking op de Chinezen.
In Ganden Monastery is er een Tibetaanse man die met zijn voorhoofd tegen Stefs borst gaat staan en daarna zijn duim opsteekt. Volgens Sonam een manier om te zeggen dat hij het fijn vindt dat wij als buitenstaanders een kijkje komen nemen in het klooster. Dat soort dingen doen ons echt goed!
We lopen eerst door het klooster zelf. Er blijkt een gebedsdienst aan de gang van de monniken. Vanaf de zijkant mogen we meekijken. Tussen de monniken door lopen Tibetanen die de monniken geld toestoppen. Sonam prevelt ook met ze mee. Als we naar achteren lopen zien we daar weer heel veel mensen prosterneren, we blijven een hele tijd staan kijken. Net als bij de Jokhang grijpt ook dit me naar de keel, en weer schieten de tranen me in de ogen…
Na het bezoek aan het klooster zelf besluiten we om samen met de pelgrims eerst de kora te lopen, een pelgrimsrondgang rondom het klooster, uiteraard weer met de klok mee. Het leidt ons naar een bergtop waar heel veel gebedsvlaggen zijn opgehangen om de gebeden door de wind te laten verspreiden. Iedere kleur vlag heeft zijn eigen symbolische betekenis, blauw staat voor de lucht, rood voor het vuur, geel voor de aarde, enz.
Tijdens de rondgang over een heel smal bergpad (met links een hele steile afgrond…) hebben we uitzicht over de vallei en de besneeuwde bergtoppen. En dat uitzicht is echt WAANZINNIG! Hier krijgen we, bijna meer nog dan in de trein, het gevoel dat we écht op het dak van de wereld staan! Pa zou het hier geweldig hebben gevonden! Zo jammer dat we terug thuis niet samen met hem de foto’s kunnen kijken. We merken wel dat we weer een stuk hoger zitten dan in Lhasa, namelijk op 4200 meter en ieder klimmetje doet snakken naar adem (misschien was een hoogte stage op de Tankenberg niet zo‘n gek idee geweest).
Halverwege de kora gaan we een stukje van het pad af in het gras zitten en blijven zo een tijdje naar de voorbij trekkende pelgrims kijken. Sonam neemt ons ook mee naar een plek waar de hemelse ‘begrafenissen’ worden gehouden. Lichamen worden in stukken gesneden en op een bergtop neergelegd met de bedoeling dat de gieren, die we onder ons in het dal door de lucht zien zweven, het lichaam komen opeten. Doen ze dat niet dan is dat een teken dat je een slecht leven hebt geleid, en het je niet gegund is… Dat dat beest gewoon even geen honger heeft is niet aan de orde. Sonam zegt er wel steeds bij dat dat is wat zíj geloven, en hij goed kan begrijpen dat sommige dingen voor ons lastig zullen zijn om te begrijpen.
Na de kora gaan we weer terug naar Lhasa, onderweg maken we een stop omdat de chauffeur boodschappen moet doen, haha! Dat wordt ook niet even overlegd of zo, hij stapt gewoon uit! Hij komt terug met tien kilo yakvlees! Weer aan het rijden moet meneer ook nog even tanken en ondertussen toetert ie wat af… Maar gelukkig komen we heelhuids aan in Lhasa, Sonam vraagt of we met hem mee gaan lunchen, maar het is al 15:00 geweest en we willen graag naar de Barkhor om wat Tibetaanse spulletjes mee te nemen naar huis. En het is nu ook wel een keer lekker om gewoon een middag met z’n tweetjes door Lhasa te kunnen lopen.
De Barkhor is zoals altijd heel erg druk, maar zo leuk! De kora loopt rondom de Jokhang tempel en aan beide kanten van de straat staan honderden kraampjes met allemaal dezelfde troep. Ik sla meteen aan het onderhandelen, en vandaag wordt er niemand boos, we hebben de grootste lol. Sommige mensen komen je letterlijk aan je mouw van de straat aftrekken hun kraampje in en ze roepen steeds ‘lookie lookie, cheapy cheapy’, haha! Ik koop heel veel dellige dingen van een paar Yuan waar ik niks mee moet, alleen maar omdat het spelletje van onderhandelen zo leuk is! Voor iets meer geld kopen we een gebedsmolentje (niet dat ik daar thuis wel iets mee kan, maar die móest ik gewoon…), morgen maar eens aan Sonam vragen of we een goede deal gemaakt hebben, haha!
Om 18:30 zijn we terug in het hotel, Stef gaat in bad liggen en ik werk het reisverslag bij. Morgenvroeg vertrekken we richting de Himalaya, wel zin in, maar ook jammer dat we Lhasa nu al achter ons moeten laten. Nooit eerder zo onder de indruk geweest van een stad…
DAG 9
maandag 18-10-10
Vandaag gaan we beginnen aan onze tocht door de Himalaya. Hier hebben we eigenlijk de afgelopen maanden het meest naar uit gekeken. Maar na een week in Lhasa, een stad die me veel meer gedaan heeft dan ik vooraf had gedacht, kan ik me nu niet meer voorstellen dat de Himalaya dit gaat overtreffen. En hoewel we waarschijnlijk geweldig mooie dagen tegemoet gaan, doet het nu een beetje pijn om Lhasa achter ons te moeten laten.
Om 9:30 treffen we Sonam (of eigenlijk 9:40, want hij komt standaard elke dag 10 minuten te laat) en de chauffeur, Tashi. Eerst moeten we dringend naar de bank. Gisteren hebben we onze laatste centen uitgegeven op de Barkhor en toen we gisteren in het koffie-huis zaten om te internetten hebben we samen moeten doen met één bakje, omdat we geen geld meer hadden voor twee, haha!
Maar nu dus met de knip weer vol op weg naar Gyantse. Voor vandaag staat ons een fikse rit te wachten, hoewel de afstand eigenlijk maar 170 kilometer is, is de verwachte duur zo’n 5 á 6 uur. Dit vanwege de hele vele controles van de verkeerspolitie en mannetjes die papieren willen controleren. Als eerste rijden we naar een grote rots in de buurt van Lhasa waarop een hele grote Boeddha is geschilderd, mja, nie zo spannend… Daarna naar een plek waar ze de dode lichamen in de rivier gooien die door de gieren zijn laten liggen bij de hemelse begrafenissen waarover ik eerder al vertelde, ook nie zo spannend…
Dan gaan we de bergen in, de reis begint op 3600 meter hoogte (het niveau waarop Lhasa ligt), maar al gauw stijgen we zo’n 1000 meter via een enorme slingerweg.
De boomgrens zijn we dan inmiddels gepasseerd en op wat gras en kleine struiken na groeit hier niks. Wel zien we hier en daar kuddes yaks op de berghellingen en groepen nomaden. Ik probeer me een voorstelling te maken van hun manier van leven, maar uiteraard lukt dat zelfs geen klein beetje. Deze chauffeur rijdt ook weer als een dolle, vlak voor elke bocht moet hij nog even inhalen. De rijrichting is formeel rechts, maar in de praktijk rijden ze gewoon op díe weghelft waar de minste gaten in de weg zitten. En dat nog zes dagen…
Omdat het de afgelopen dagen ‘s nachts steeds heeft gesneeuwd zijn alle bergen hier bedekt met een laag sneeuw, erg mooi!! We gaan vandaag drie passen over en bij iedere pas houden we een stop. Er komen dan meteen van alle kanten erg opdringende verkopers en bedelaars aanrennen, beetje irritant! Iedereen die je op de foto zet wil geld zien, dus komen er maar weinig mensen op de foto, haha!
Alle dagen dat we nu in Tibet zijn is het ‘s morgens heel erg bewolkt en tegen de middag klaart het op en schijnt de rest van de dag de zon (gisteren heb ik zelfs mijn smoel verbrand). Ook nu in de bergen is het aan het begin erg bewolkt, ook als we bij Yamdrok-tso aankomen is alles grijs, erg jammer, maar je kunt niet alles hebben… Het Yamdrok-tso (tso is Tibetaans voor meer) is één van de vier heilige meren in Tibet.
Het meer ligt op een hoogte van 4488 meter boven zeeniveau en steekt mooi af tegen de kale bruine, en wit besneeuwde bergen eromheen. Vanaf de 4795 meter hoge Kamba-la pas heb je een adembenemend mooi uitzicht op het turkooizen gekleurde meer (als je de grijze lucht even weg denkt…)
Rond half twee gaan we eten. Sonam brengt ons naar een restaurantje en gaat dan zelf weer weg. Hij en de chauffeur eten ‘downstairs’ zegt ie. Als we ze na het eten opzoeken zitten ze in een heel aftands tentje. We vinden het een beetje kloten en eten liever samen met hun (dan maar aftands), we voelen ons zo echt verwende westerlingen. Maar van de andere kant is het voor ons darmstelsel wellicht maar goed dat we niet in dat soort tentjes terecht komen.
We kunnen hier langs een buffetje lopen en zelf kiezen wat we eten. Wel handig, want zo kunnen we heel veel Tibetaanse gerechtjes proberen en dat doen we dan ook. Sommige zijn echt lekker! Toch valt het niet zo goed, maar gelukkig blijft het bij wat gerommel in mijn maag… De wc’s zijn trouwens hier in het restaurant ook weer echt zo goor hè!
Dan rijden we weer verder en dan komen we terecht in een file. Er is gisteren een ongeluk gebeurd en vandaag is de vrachtwagen nog niet van de weg… Gelukkig zijn ze ondertussen wel bijna zo ver en zo heel lang staan we dus gelukkig niet stil.
Daarna komen we bij een ander (stuw)meer waar we een tijdje stoppen. Supermooi plekje, met overal gebedsvlaggetjes! Nu is de lucht ook heel mooi, dus maken we heel veel foto’s. De gedachte achter het meer is overigens minder mooi. De Chinezen hebben dit stuwmeer aangelegd en het onttrekt water uit het, voor de Tibetanen erg belangrijke, Yamdrok Tso.
Tegen 17:00 zijn we in Gyantse, deze stad ligt op 3950 meter hoogte en is de 3e stad van Tibet. Erg veel stoffige straatjes, honden en koeien lopen los rond op straat en het plaatselijke vervoer is hier nog paard en wagen. Er roepen steeds mensen naar ons en als we terug roepen ‘Tashi delek’ beginnen ze te giechelen.
We gaan eerst naar onze kamer en om 19:00 spreken we met Sonam en Tashi af om te gaan eten. Gelukkig eten ze nu wel gewoon met ons mee, alleen laat Sonam het na een paar happen afweten, zijn maag is ‘not so good’. Zelf denkt ie van de lunch en ergens zijn we dan blij dat we niet met hen mee hebben gegeten vanmiddag. Onze magen zijn van het (naar Tibetaanse maatstaven) luxe eten al steeds ‘not so good’.
Bij het eten bestellen wij cola en zij een kan yakboterthee. Yakboterthee is hét drankje van Tibet, ze drinken het eigenlijk de hele dag door, mensen lopen met grote thermoskannen over straat, die je ook overal kunt kopen. Er staan kraampjes langs de weg vol met kannen yakboterthee, waar je een mok vol kunt bestellen. Het is een mengsel van yakboter, thee en zout, dat klinkt echt ommeunig smerig, maar het viel ons eigenlijk best wel mee. In heel veel reisverslagen had ik gelezen dat het echt heel erg vies was, maar wij vonden het best te drinken (lekker is anders). Wel is het heel erg vet en weer niet echt fijn voor onze darmen, dus we laten ze maar niet bijschenken.
Het eten van de Tibetanen is sowieso heel erg vet. Ze eten heel veel yakvlees en dat is op zich niet vies, totdat je ineens een stuk vet in je mond hebt die je niet uit durft te spugen, iiieeeewww!!! Volgens Sonam is het vette eten ook de reden dat Tibetanen vaak maar tussen de 50 en 60 jaar oud worden.
Na het eten blijven we nog even met ze nazitten, drinken Lhasa-beer en daarna lopen we terug naar het hotel om te gaan slapen.
DAG 10
dinsdag 19-10-10
Vanmorgen om 9:30 spreken we weer af met Sonam en Tashi, we gaan naar het Pelkor Chöde klooster waar de prachtige Kumbum Stupa staat met de allesziende ogen van Boeddha. De bekendste attractie van Gyantse en de grootste Stupa van heel Tibet. Hij is 35 meter hoog en heeft 4 verdiepingen. We gaan de Stupa beklimmen, waarbij we onderweg heel veel muurschilderingen tegen komen, als we boven zijn hebben we een heel mooi uitzicht over het stadje Gyantse. Rondom het klooster staan de restanten van een verdedigingsmuur. Bovenop een berg staat het fort Dzong. Dit fort is gebouwd in de 14e eeuw en in 1904 was dit strategisch gelegen fort de reden van een heftige strijd tussen de Tibetanen en het Engelse leger.
Ook het klooster zelf brengen we een bezoekje, en hoewel Sonam echt heel mooi kan vertellen, worden we de Boeddha’s nu langzaam aan wel een beetje zat. We kunnen toch niet onthouden welke Boeddha nou precies wie is, en wie zijn ’students’ waren, hoeveel ’faces’ hij heeft en welke Stupa bij welke persoon hoort… Pfff, mooi geweest met die Boeddha’s! Maar volgens mij staat er ons in Shigatse nog ééntje te wachten, jeeuuujjj!!!
De mensen in en rond de kloosters blijven trouwens wel fascineren en ook als Sonam het heeft over wat China Tibet aandoet hangen we aan zijn lippen. Vandaag vertelt hij ook heel uitgebreid over Samsara (de cyclus van wedergeboorten). Het laagste is een soort van hel, allemaal vuur en ellende, daarna volgt het dieren-leven, dan het mensen-leven en het hoogst haalbare is het Boeddha’s-leven, oftewel het Nirvana (ergens daartussen zit ook nog iets vaags met mensen met dikke buiken en dunne halzen, maar dat hebben we niet begrepen, haha! Thuis maar es googelen!)
Stef vraagt Sonam waar hij na dit leven terecht gaat komen. Hij zegt dat het Nirvana heel erg moeilijk is, er mag geen dag in je leven zijn waarin je iets slechts doet, en hij doet uiteraard wel eens iets dat niet helemaal strookt met het goede, wie niet? Hij hoopt op een nieuw mensen-leven… Zijn baan als reisleider, waarbij hij heel vaak in de kloosters komt en heel veel bidt is erg goed voor zijn karma. Ook als we in de auto zitten en we niet praten, zijn Sonam en Tashi constant aan het bidden. Ze hebben dan een ketting met 108 kralen in de hand en murmelen constant gebedjes, bij ieder gebedje schuiven ze een kraaltje op. We proberen ons voor te stellen hoe het zou zijn als in Nederland iedereen de godganse dag met een rozenkrans in de hand zou gaan bidden, bizar toch?!
Als we het klooster hebben gezien lopen Stef en ik een stukje door Gyantse en Sonam en Tashi blijven met wat andere Tibetaanse reisleiders en chauffeurs bij het klooster hangen. Wanneer ze ons achterop komen rijden springen we weer bij in de Jeep en vertrekken richting Shigatse.
Onderweg stoppen we bij een klein stalletje waar tsampa (gegrilde gerst) gemalen wordt. Tsampa is net als yakboterthee iets wat de Tibetanen iedere dag eten. Sonam en Tashi eten iedere ochtend een kom tsampa met een scheut yakboterthee er door. Tja, en dan kon het inderdaad wel eens echt ranzig worden vermoeden we… Wij eten ook een handje ongemalen tsampa en dat is eigenlijk best wel lekker, een beetje als popcorn, maar dan ongesuikerd. Haha, jullie zullen we denken: Lekker??!? Ongesuikerde popcorn… Maar wij vinden hier ondertussen alles lekker wat niet van de boter of de vetkloetn’s aan elkaar hangt.
Rond het middaguur komen we aan in Shigatse, waar we eerst gaan lunchen, en daarna gaan we meteen naar ons hotel. Vanmiddag hebben we niks meer op het programma staan. Sonam loopt zoals altijd even met ons mee naar onze kamer om afspraken te maken voor de volgende dag. Er zit nog geen overtrek om ons dekbed, Sonam vraagt aan een meisje van het hotel of ze daar nog voor kan zorgen. Nog geen halve minuut later komen ze met drie (!!) man sterk onze kamer inrennen (echt rennen) en maken zo bizar snel ons bed op dat wij met de bek wiet los staan toe te kijken. ‘Easy, easy’ weet Stef nog net uit te brengen…
Sonam vraagt wat we met het avondeten willen doen, maar we zeggen dat Tashi en hij hun gang maar moeten gaan en dat wij ons wel redden. Wij lopen een groot deel van de middag wat door Shigatse, er is een hele grote markt, waar met name Stephan alleen maar door kan lopen als hij bukt, zo laag hangt het zeil dat de markt overdekt. De mensen achter de kraampjes hebben er de grootste lol om, wij zelf ook trouwens… We merken dat de mensen hier niet zo gewend zijn aan toeristen, want waar in Lhasa zo af en toe iemand nog wel eens zijn hoofd wegdraait of nee schudt als je vraagt of je een foto mag maken, komen ze ons hier zelfs vragen of ze op de foto mogen, heel leuk! De twee woorden Tibetaans die we hebben ingestudeerd doen het ook erg goed hier, haha!
Al vrij vroeg in de middag zijn we terug op onze kamer, Stef gaat een hele tijd in bad liggen terwijl ik het reisverslag maar weer eens bijwerk. Ja, we hebben hier een bad! We vinden de hotels tot nu toe allemaal best wel luxe, hadden we niet verwacht. Bij de meeste durven we zelfs zonder lakenzak in ons nest te kruipen. De Djoser-groep denkt daar trouwens wel een beetje anders over. In het Yak Hotel in Lhasa (wat wij ook een heel mooi hotel vonden) vonden zij alles maar oud en smerig. Als dát het hotel in Lhasa was, wat moest dat dan in godsnaam nog in de Himalaya gaan worden. Pfff, zeikerds!!
Nadat Sonam ons vanmiddag naar onze kamer heeft gebracht en we voor morgen afspraken hebben gemaakt blijven we nog even lamballen op onze kamer. Na een kwartiertje zien we hem en Tashi tegenover het hotel waar wij slapen een viezige toko binnen lopen, waarschijnlijk hun ‘hotel‘ de komende twee nachten. Best wel confronterend…
DAG 11
woensdag 20-10-10
Om 10:00 hebben we afgesproken met Sonam, dus eigenlijk zouden we kunnen uitslapen. Toch ben ik elke keer vroeg wakker en ook ‘s nachts slapen we niet lekker door. Ook al smeren we elke avond onze lippen in, als we ’s nachts wakker worden zijn ze heel erg droog en gebarsten (auw!). Ik heb hier ook continue last van een bloedneus, te wijten aan de hoogte. Maar we klagen zeker niet, want ook vanmorgen zagen we weer een vrouw beneden in de lobby die heel veel meer moeite heeft met de hoogte dan wij.
Vandaag blijven we de hele dag nog in Shigatse, het ligt op 3900 meter hoogte en is de 2e stad van Tibet. Het is een redelijk grote stad dat meer Chinees dan Tibetaans is. Shigatse is vooral bekend vanwege Tashilhunpo Monastery. Een groot klooster dat tegen een heuvel aan is gebouwd en de zetel van de Panchen Lama, die na de Dalai Lama (het mag weer voluit, we zijn in Nepal, al heb ik me in Tibet ook afgevraagd hoe ze, als ze al hebben ontdekt dat wij in een internetcafé het woord Dalai Lama gebruiken, dan ook nog willen traceren dat dat die twee oet De Lut zijn geweest…) de belangrijkste leider van Tibet is. Tot en met de 10e Panchen Lama was Tashilhunpo de plek waar de Panchen Lama woonde. Toen deze in 1989 overleed, werd er door de Dalai Lama een nieuwe (reïncarnatie van de vorige) Panchen Lama aangewezen. Deze werd echter gearresteerd door de Chinezen en is daarna op mysterieuze wijze verdwenen. Nog steeds is niet bekend waar hij verblijft.
De Chinese overheid wees vervolgens zelf een nieuwe (11e) Panchen Lama aan om zo invloed te kunnen uitoefenen op de aanwijzing van de reïncarnatie van de huidige Dalai Lama mocht hij komen te overlijden.
Uiteraard is deze 11e Panchen Lama helemaal niet populair bij de Tibetanen en Sonam zegt dat wanneer de Panchen Lama een klooster bezoekt er bijna geen Tibetanen naartoe komen, terwijl ze voorheen van heel ver weg naar het klooster toetrokken om de Panchen Lama te kunnen ontmoeten.
Toen we gisteren aan kwamen rijden zagen we van verre dit klooster al hoog boven de stad uittorenen en ik zei tegen Sonam dat het een ‘little Potala’ leek. Dat was hem een beetje tegen het zere been, hij vertelt dat het deel van het klooster dat herbouwd is, in Chinese stijl is terug gebouwd, en dat het voor de Tibetanen zeker niet te vergelijken is met het Potala.
Vanmorgen brengen we een bezoek aan Tashilhunpo Monastery. Tashi brengt ons er naartoe, maar alleen Sonam gaat mee naar binnen. Opnieuw heel veel Boeddha’s (die kunnen ons wat ondertussen…).
In dit klooster staat het grootste koperen beeld ter wereld (uiteraard in de vorm van een Boeddha), hij is 26 meter hoog en zijn schouders zijn 11 meter breed, maar ook hier vinden we de mensen die die Boeddha aanbidden indrukwekkender dan de Boeddha zelf. Iets anders grappigs wat we nog niet eerder hebben gezien zijn de pennen die voor de Boeddha’s in de gerst zijn gestoken. Mensen die examen moeten doen brengen hun pen en komen deze vlak voor het examen weer ophalen, zodat ze ‘verzekerd’ zijn van een goed resultaat (jammer dat ze dat trucje bij ons niet kennen, had me waarschijnlijk een jaartje school gescheeld).
Ook hier kunnen we weer een debat bijwonen, en hier zijn bijna geen toeristen, wat het wel iets échter maakt en we hebben nu ook iets minder het gevoel dat het alleen maar om de show gaat. Sonam luistert bij een aantal discussies mee en probeert ons steeds uit te leggen waar het over gaat. Maar als niet Boeddhist is het vooral allemaal heel erg vaag en niet te volgen…
We kunnen elkaar trouwens wel elke dag beter verstaan, aan het begin was dat even wennen. Hij had wat moeite met mijn Twengels en met Stephans Duits (zo gauw Stef de grens over is praat hij Duits, ongeacht is welk land ie zit…), en Sonam heeft soms van die woorden waarbij het kwartje bij mij pas een dag later valt. Als hij foursth zegt, bedoelt ie niet de vierde, maar de eerste… En een hond noemt ie een drwock of zoiets, haha! Gelukkig kan ik echt vloeiend Engels, dat scheelt, hahaha!
Iets na de middag zijn we klaar en we besluiten lopend terug te gaan naar het hotel. Sonam rijdt met Tashi mee terug (die al die tijd heeft staan wachten). Tashi is trouwens echt een leukerd, we noemen hem steeds Goofy vanwege zijn slungelige lichaam. Hij neemt constant Sonam in de maling en heeft dan de grootste lol. In het Tibetaans probeert hij ons dan steeds uit te leggen wat ie nu weer gedaan heeft, maar uiteraard begrijpen we er niks van. Bij de militaire controleposten verstopt hij steeds één van de kaartjes of een paspoort zodat Sonam in de stress schiet. Haha, beetje flauw, maar wel grappig…
We gaan opnieuw naar een marktje en daarna laten we ons eigenlijk bewust verdwalen. We lopen nu niet alleen langs de drukke, met Chinese reclameborden volhangende straten, maar ook door de kleine steegjes waar de mensen wonen. Smalle stoffige straatjes van nog geen twee meter breed, we zien mensen met de hand de was doen voor hun voordeur en overal hangt en ligt was te drogen. Tegen 14:30 zijn we terug in het hotel en lezen allebei in onze reisgidsen het stuk dat over Shigatse gaat, maar vallen allebei in slaap.
Pas tegen 17:00 worden we wakker. We gaan douchen en even internetten (want die verleiding is wel erg groot nu we dat gewoon in het hotel kunnen). Als we zitten te internetten in de lobby van ons hotel komt Sonam toevallig langs lopen, hij komt even bij ons zitten om de foto’s te bekijken die we op ons weblog hebben geplaatst.
Via Google Streetview laten we De Lutte zien en ons huis. De dingen waarvan je dan verwacht dat ie naar zal gaan kijken (ons huis) boeit hem niet zo, maar hij is totaal onder de indruk van onze voortuin! Steeds gaat ie met z’n vingers over het beeldscherm en zegt steeds dat de tuin zo ‘beautiful’ is (ja Gonny en Hennie, ook die van jullie hoor, haha!).
We kijken ook even naar het weerbericht van Rongbuk. Daar MÓET het zaterdagochtend gewoon helder zijn. Vrijdag in de namiddag komen we waarschijnlijk aan in Rongbuk en zaterdagochtend gaan we dan naar het Basecamp. Vandaag was het vanmorgen meteen al heel mooi weer, maar meestal is het ‘s morgens bewolkt. Sonam vreest zelfs dat we de Mount Everest niet gaan zien met dit weer… ‘T zal toch nie echt hè?!?!!
Overdag is het hier trouwens heel erg lekker weer, ‘t Spant er steeds net zo’n beetje om of we wel of geen jas aan moeten doen (t.o.v. de evenaar ligt het hier ongeveer op dezelfde hoogte als Cairo, alleen de hoogte maakt dat het hier kouder is) . Zo gauw de zon ondergaat koelt het wel snel af.
Na het internetten lopen we de stad in om wat te eten, en we komen bij de Dico’s terecht, de Tibetaanse Mac Donald (uiteraard met yakburgers i.p.v. big macs). Na het eten slenteren we nog wat door de stad, doen wat kleine boodschappen voor morgen onderweg (alle winkels zijn hier de hele avond open) en gaan dan terug naar het hotel.
DAG 12
donderdag 21-10-10
Vanmorgen rijden we in een paar uurtjes naar Sakya. Sonam slaapt de hele weg, af en toe gaat zijn telefoon, maar die hoort ie niet eens. Als Tashi hem dan een beuk geeft wordt ie wakker, maar dan nog dringt niet door dat zijn telefoon gaat. Het blijkt dat hij de hele nacht is wezen stappen met zijn ‘guide-friends’ in Shigatse. Toen hij vanmorgen terug naar het hotel kwam, was het al weer tijd om te vertrekken. Ondertussen heeft hij zijn mobiel ook nog verloren… Een drama, want volgens mij werd hij wel twintig keer op een dag gebeld. Nu heeft hij zich Tashi‘s telefoon toegeeigend, en die vindt alles best. Tashi is gelukkig wel gewoon gaan slapen, anders was het vast een leuk ritje geworden vandaag.
Tegen 12:00 zijn we in Sakya, Sonam gaat eerst maar even verder slapen en neemt dit keer ook niet de moeite ons naar onze kamer te brengen. Deze kamer is wel een stukje primitiever en viezer dan de vorige. De vloerbedekking en muren zijn trouwens nergens echt heel erg schoon, maar voor ons geen probleem. Alleen denk ik dat we vannacht maar weer eens in onze eigen lakenzakken kruipen.
We mogen boven op het dak van het hotel om foto’s te maken. Daar zien we alle beddengoed op roestige lijnen hangen om te drogen. Op ons kussen en deken kunnen we precies zien waar die lijn de laatste paar keer tijdens het ophangen gezeten heeft, haha! En we zien nog wat andere dubieuze vlekken, iieeww!!
Stef en ik lopen het hotel en vervolgens het dorp uit. Vanuit de auto hadden we gezien dat de boeren bezig waren om de oogst binnen te halen en daar willen we naar terug. Erg leuk om te zien hoe zelfs de kinderen helpen op het land. Het gaat allemaal met de hand en in grote manden die ze op hun rug dragen brengen ze de gerst naar huis. Stef mag het losschudden ook even proberen, maar hij maakt weinig indruk met zijn los-schud-kwaliteiten, want dat los-schud-geval wordt hem al snel weer af gepakt, haha!
Om 14:00 gaan we Sakya Monastery bezoeken. We zijn er allebei nu echt wel klaar mee, maar bang om iets te missen besluiten we toch maar te gaan. Vanmiddag toen we bij de boertjes waren zagen we al een hele stoet monniken door de bergen lopen. Als we in het klooster zijn ziet Sonam blijkbaar dingen die er normaal niet zijn, wij vermoeden dat de oorzaak drank is. Maar als hij aan een monnik vraagt wat er aan de hand is, blijkt er een hoge lama van dit klooster vandaag te zijn overleden. Op het moment dat wij in het klooster zijn komt de stoet monniken net terug het klooster is.
Op het binnenplein houden ze een ceremonie en nu voor het eerst zien we ook dat ze hun kappen dragen. Toch maar goed dat we gegaan zijn dus! Sonam is vanwege zijn kater ook niet heel erg spraakzaam en we lachen meer omdat ie zo lam is en heel veel water zuipt, dan dat we nu heel veel wijzer worden van dit klooster. We lopen de kora rondom het klooster en daarna horen we dat de monniken weer met een dienst bezig zijn. We blijven er even staan kijken en lopen dan naar buiten om een wandeling over de muur die rondom het hele klooster staat te maken. Bij ieder trappetje omlaag vraagt Sonam of we niet beter naar beneden kunnen gaan, haha! Echt nie!!
Dan vinden we het mooi geweest, wensen Sonam welterusten en wij lopen weer het dorp is. We vinden Sakya echt geweldig, het leukste plaatsje waar we geweest zijn in de Himalaya. De mensen zijn er zo leuk, ze spreken ons steeds aan en pakken ons vast, ondanks dat we niemand kunnen verstaan hebben we heel veel lol met ze. Kleine, viezige kindjes gaan naast ons zitten en kruipen heel dicht tegen ons aan, we hopen maar dat de beestjes die op hun hoofd lopen niet overspringen…
Als wij langslopen heeft de school net pauze. We worden belaagd door heel veel kindjes in blauwe trainingspakken die heel ruig in de camera proberen te kijken. Iedereen wil op de foto of meekijken op het schermpje. Erg grappig hoe Stef hoog boven een kring van wel vijftig kids uittorent. De leraar komt uiteindelijk een einde aan het feest maken. De hele school zwaait terwijl ze het gebouw weer inlopen, zo schattig!
Wanneer we verder door het dorpje lopen wenkt een man ons binnen in zijn ‘huis’. En dat was nou net wat we graag wilden, maar uiteraard niet willen vragen. Het is een hok van drie bij vier meter met in een hoek twee bedden. Verder staat er een klein kacheltje waar ze ook op koken. Ze hebben niet eens een badkamer of een toilet! We hebben echt goed rond gekeken, maar er zaten verder ook geen deuren die naar een andere ruimte toe zouden kunnen leiden, onvoorstelbaar toch?!
Even later komen we een groep vrouwen tegen die de straten aan het vegen zijn. Zij gieren het uit wanneer ze net doen of ze met hun karretje tegen ons aan dreigen te botsen. Eerst willen ze zelf op de foto en daarna willen zij foto’s maken. Echt zo grappig! Ze hebben gezien dat ik de camera voor mijn oog houdt als ik een foto maak en dat doen zij nu ook, maar ze kijken helemaal niet door de zoeker, maar gewoon ergens tegen de achterkant van de camera aan. Toch staat er op sommige foto’s ook nog iemand op en opnieuw liggen ze in een deuk. Iedereen op straat hier roept ‘I love you’ naar ons, waarschijnlijk omdat ze verder geen Engels kunnen.
In een supermarktje halen we nieuw water (aangezien Sonam vanwege zijn kater vandaag onze hele voorraad heeft opgezopen) en dan gaan we terug naar het hotel.
Ik leef trouwens al een paar dagen op ibuprofen, heb ommeunig last van mijn tanden… Mooi kloten, kan me de laatste keer dat ik dat had niet eens meer herinneren, maar uitgerekend hier moet dat dan gebeuren hè. En het is ook geen gaatje of zo, maar een ontsteking ergens boven m’n voortanden, als ik naast m’n neus druk doet het zelfs zeer (ja, ik weet dat ik dan gewoon niet daar moet drukken…). Maar zie het dus ook niet zo zitten om met die ontsteking naar een tandarts hier te gaan (niet dat die hier überhaupt te vinden is…). En nu ik bijna door m’n voorraadje ibuprofen heen ben en spoelen met een heel ranzige borrel met 52% alcohol ook niet helpt, en we de komende dagen zéker geen apotheek tegen gaan komen, gaan we vanavond hier in dit dorp maar even op expeditie.
We wilden Sonam meenemen, maar omdat zijn telefoon kwijt is hebben we ook niks meer aan zijn nummer. En geen idee waar die uithangt (zal wel of z’n kater aan het wegslapen zijn of zich opnieuw aan het bezatten zijn, haha). Dus met ons taalgidsje onder de arm op pad. Mensen op straat laten we de Tibetaanse regel zien waarin we vragen of er een apotheek is in de buurt. Blijkt niemand zelfs Tibetaans te kunnen lezen hier!!! Uiteindelijk vinden we toch een apotheek, een jongen van ons hotel spreekt een beetje engels… Dan in de apotheek kunnen ze weer geen Tibetaans lezen. En het ‘voorbeeld-tabletje’ zegt ze ook al niks. Er wordt iemand van de straat getrokken die wel kan lezen en die vertelt de apotheker dak ‘n verdomd zere smoel heb en ‘painkillers’ nodig heb. En nu zit ik dus met twee doosje tabletten die ik niet op durf te eten, omdat ik geen idee heb wat ze me hebben aangesmeerd… Er staan twee woorden op die in ons schrift zijn geschreven en de rest is Chinees. Die twee woorden maar even door sms-en aan Auw, misschien kan die me gerust stellen.
DAG 13
vrijdag 22-10-10
Vannacht wakker geworden met een opgezwollen gezicht en nog heel veel meer pijn. Die tabletten dus ook maar gewoon opgegeten, maar dat is anti-biotica (geloof ik…), dus dat helpt helaas niet direct. Hele nacht niet geslapen en vanmorgen Sonam gezegd dat ik dringend een tandarts nodig heb. Hij in de stress uiteraard, want waar vind je midden in de Himalaya een tandarts. Uiteindelijk een stuk terug gereden naar een stad en daar in een soort garagebox-achtig hok een ‘tandarts’ gevonden.
Maar hij kon niks voor me doen, ik moet gewoon anti-biotica slikken en dan gaat het vanzelf over. En daar heb ik me mee laten afschepen, maar daar had ik al heel snel spijt van.
De route door de Himalaya was zo ontzettend mooi, maar echt genieten lukt dan bijna niet meer. Sonam zegt dat we morgen in Zhangmu naar een ziekenhuis kunnen, ik verheug me er nu al op!! Nog nooit zo blij geweest dat ik naar een dokter mag! Tijdens de lunch bestelt Stef iets waarvan hij geen idee heeft wat het is, maar het blijkt roerei met tomaat. Voor het eerst moet hij dit met stokjes op gaan eten, maar dat gaat hem zo goed af dat hij alle stukjes ei er tussenuit weet te vissen en de tomaat laat liggen.
Na de lunch rijden we dan naar Zhangmu, het eerste stuk is de weg nog redelijk, er is wel op een aantal plekken de weg weggespoeld door de moesson en zware vrachtwagens. Maar met een beetje off-the-road stunten van Tashi lukt het toch elke keer weer om te passeren. Ik prop me helemaal vol met pijnstillers om niet ook nog de Everest door mijn tanden te laten verpesten. Tegen de middag zijn we, na heel veel uren heen en weer door de auto te zijn geslingerd in Rongbuk, aan de voet van de Mount Everest en vanwege het supermooie weer besluiten we om direct door te rijden naar Basecamp, alle wolken van de voorgaande dagen maken ineens niks meer uit! Al van verre konden we hem steeds zien, de Mount Everest (de Tibetanen noemen hem de Qomolungma), de top, de absolute top van de wereld! 8848 meter hoog!
En dan in Basecamp, er is geen enkele toerist te bekennen en ook de tentjes van de bergbeklimmers zijn er niet meer, het seizoen is in principe afgelopen. We hoeven nu dan ook geen speciale Jeep te betalen, maar mogen nu gewoon met ons eigen karretje naar boven. We wanen ons nu echt alleen op de wereld en voelen ons zo nietig. Wetende dat we zelf al op meer dan 5300 meter hoogte zitten en dan nog torent deze gigantische kolos zo hoog boven het landschap uit. In totale verwondering zouden we hier uren kunnen blijven staan.
Bergen zijn bergen?!?? Onzin!!! De Mount Everest is echt niet te vergelijken met de Europese bergen, zo veel meer massa en zo waanzinnig hoog! De Qomolungma is…. magisch!
Dat uren blijven staan moeten jullie trouwens niet al te letterlijk nemen, want zodra we de auto uitstappen worden we volledig gezandstraald (ja, ook mijn dure polarisatiefilter!). Het waait hier zo ommeunig hard dat we bijna niet kunnen lopen zonder om te waaien. Als Stef en ik voorbij een heuveltje lopen en onderaan het heuveltje enigszins in de luwte proberen wat foto’s te maken komt Sonam aanrennen. De Chinese militairen (die uiteraard ook hier staan te posten) hebben gezegd dat we alleen bovenop het heuveltje mogen fotograferen, zucht… Maar het is dus alles behalve heanig an wat foto’s maken, en we zijn dan ook blij als we weer in de auto zitten en terug rijden naar Rongbuk, acht kilometer vanaf Basecamp, vanwaar we uiteraard nog steeds een heel mooi uitzicht hebben op de Mount Everest. Onderweg stopt Tashi omdat hij en Sonam nog een fles willen vullen met ‘holy’ water uit een klein beekje, dat kan uiteraard niet zonder dat ze elkaar eerst kletsnat hebben gegooid (lekker bij deze temperaturen).
In Rongbuk slapen we in een guesthouse tegenover Rongbuk Monastery, en nee, dat klooster gaan we nu eens een keer niet bezoeken. Ik trek alle kleren die ik bij me heb over elkaar aan, doen een sjaal om, muts op en… ga naar bed! Haha! Niet dat m’n tanden daar beter door voelen of zo, maar ik weet anders ook niet meer waar ik kruipen moet.
Stef loopt wel nog een rondje en loopt ook (zonder kaartje en zonder gids) een rondje door het Monastery, maar al snel wordt hij weg gestuurd. Ons kamertje is niks meer dan een vies hok, met twee bedden en een stapel vies beddegoed in de hoek dat we kunnen gebruiken. De lamp doet het niet en we hebben geen elektriciteit of een kachel. En met name dat laatste was geen overbodige luxe geweest. Het is er zóóóóó koud en het duurt dan ook uren voordat we weer enigszins warm zijn in bed.
Maar met ons eigen kussensloop en lakenzak maken we ook daar maar geen probleem van. Zonder zere tanden zou het juist misschien wel charme hebben gehad. Op deze hoogte krijgen we een nog drogere bek als we ‘s nachts wakker worden en we moeten dus heel veel drinken, maar het water in onze flesjes naast ons bed is zelfs bevroren!
DAG 14
zaterdag 23-10-10
Vanwege mijn tanden lig ik weer de hele nacht wakker en ik ben heel blij als het eindelijk weer licht wordt.
Vanmiddag eindelijk naar het ziekenhuis!
Sonam klopt op ons kamerdeurtje of we mee gaan ontbijten. Stef ziet dat niet zo zitten hier en ik eet sowieso al bijna niks meer sinds mijn tanden zeer zijn gaan doen.
We gaan wel met ze mee en Stef drinkt koffie (die hij thuis weg zou hebben geflikkerd, maar hier ineens heel lekker is) en ik drink een glas heet water (ook heel lekker, haha).
We hadden vanmorgen het liefst heel vroeg willen vertrekken zodat we eerder bij het ziekenhuis zouden zijn, maar volgens Tashi gaat hem dat niet worden. We moeten in ieder geval wachten tot de zon schijnt, want in deze kou wil de auto niet rijden. Och ja, dat kan er ook nog wel bij…
Totdat we in Zhangmu zijn is het weer urenlang gigantisch stuiteren. We rijden nu niet over de reguliere weg, maar echt door de bergen zelf! Er is een soort van weggetje ontstaan, doordat blijkbaar toch meer mensen hier langs rijden, maar we zien de hele dag geen auto’s. We moeten regelmatig van de ‘weg’ af doordat er overal ijs ligt en een paar keer zitten we bijna vast. We zien een paar keer een kudde Tibetaanse antilopes lopen, waar Sonam en Tashi overigens meer van onder de indruk waren dan wij. Ze maken heel veel foto’s met hun mobieltje en Sonam vraagt of hij ze mag filmen.
Al met al de mooiste route die we hebben gereden in de Himalaya (maar die tanden hè…).
We hadden het er al een paar keer over gehad dat het geld- en tijdverspilling was dat er én een gids én een chauffeur mee gaat (als die gids nou gewoon zorgt dat ie ook kan rijden…). Als we Sonam daar naar vragen zegt hij dat het vanwege overheidswege verplicht is. Maar volgens hem is het ook een goede regeling, want anders zou de chauffeur geen baan hebben. Haha, heerlijk toch als je zo kunt denken. In Nederland zijn we wat dat betreft de weg toch een beetje kwijt geraakt.
Tegen de middag gaan we lunchen, en Sonam en Tashi proberen ons te leren hoe we met stokjes moeten eten en ze hebben de grootste lol. Als we maar lang genoeg oefenen kunnen we er volgens hen muggen mee uit de lucht pakken (tuurlijk… dat lukt me met een complete pyjamabroek al nauwelijks…).
Het laatste stuk, als we weer terug zijn op de Friendship Highway is het een goede asfaltweg (al moet je hier alles relatief zien), en ineens verandert de hele omgeving. Alle bergen zijn groen, er staan varens en bamboe langs de kant van de weg en we zien heel veel kleine watervalletjes, stiekem een verademing na dagenlang door die kale grijs met witte vlaktes en bergen te hebben gereden.
Vlak voor Zhangmu is er een gigantische verkeersopstopping. Er is maar één weghelft open en op dat stuk staat van beide kanten verkeer en er lijkt niemand bereid om achteruit te gaan rijden, iedereen stapt uit en gaat langs de kant van de weg staan wachten op… Tja, op wat eigenlijk?!? Uiteindelijk komen er wat mannetjes in uniform en één rij mag achteruit gaan rijden (wat een briljant idee! Daar waren we zelf nooit opgekomen). En dan is het ook redelijk snel opgelost gelukkig. En dan op naar het ziekenhuis, het enige hier in de wijde omgeving, eindelijk!!! Maar dan… Een vervallen gebouw en binnen is alles kapot en vies.
In alle deuren waarin ooit glas zat zitten nu alleen nog scherven, waar ze dan ook niet even de moeite voor nemen om die er in ieder geval nog even uit te halen. Maar het doet me allemaal niks uit als ze me maar van mijn pijn af kunnen helpen.
Het ziekenhuis is open, maar er blijkt geen enkele dokter of iemand anders aanwezig. Sonam belt een nummer dat op een bord staat en een kwartiertje later komt er een meisje aan.
Die trekt en duwt een paar keer aan mijn neus en mijn lippen en zegt dan dat ze ook niks kan, gewoon verder gaan met anti-biotica… Dat kun je niet menen!!! Nog een dag (en vooral een nacht) hiermee door moeten lopen. Ik kan wel janken, sterker nog: Ik jank!
Ze heeft wel ‘liquid medicin’ zegt ze. Ja! Mondwater! Goed idee, geeft u maar! Komt ze er met een infuus aan! Ik weet niet wat ze van plan is, maar ik ga hier ook nog nooit een keer aan het infuus!!
Sonam zegt: ‘She is a doctor, but I don’t think a very good doctor’. Hmz ja, dat denken wij ook ja… Grrrrr!!!
Stef raakt zwaar over de zeik en gaat het zelfs een beetje afreageren op Sonam, die ook alleen maar zijn best doet. Tashi zit steeds gekke bekken te trekken tegen de ‘dokter’, wat het ook nog bijna weer grappig maakt.
Maar ik zie het nu helemaal niet meer zitten en wil het liefst alleen nog maar naar huis. Volgens Sonam zijn er in Kathmandu (waar we morgen zijn) veel betere ziekenhuizen. Naja, nog maar een dagje doorbijten dan. Dat klinkt nu heel stoer, maar dat was het stiekem helemaal niet hoor, ik heb het echt helemaal gehad!
Maar dus maar naar het hotel, ziet er prima uit, maar alleen pas na 19:00 warm water. Beetje jammer nadat we drie dagen niet hebben kunnen douchen, haha!
Sonam heeft zwaar met me te doen en haalt een zak bananen voor ons en nieuwe medicijnen, echt heel lief! We gaan morgen heel vroeg weg, zodat er nog geen file bij de grens staat (die we pas vanaf 10:00 mogen passeren). Des te eerder zijn we bij een ziekenhuis. Audrey is al een halve dag in touw om adresjes te achterhalen van tandartsen en ziekenhuizen in Kathmandu en Milja bestoken we met vragen over wat we wel en niet moeten doen met mijn tand. Ik heb namelijk in het ziekenhuis een steriele naald weten te bemachtigen waarmee ik heel graag in mijn gehemelte wil prikken, dat nu één grote pijnlijke blaar is.
In het ziekenhuis wilden ze me die naald eerst niet geven, omdat het volgens hen een heel slecht idee was om die blaar door te gaan prikken. Maar Milja belt haar baas en die vindt het een goed idee!
Dus alle Tibetaanse adviezen in de wind geslagen en blind vertrouwend op de kwaliteiten van onze lieftallige tandartsassistente Milja toch maar aan deze zelf-operatie begonnen, maar het lukt uiteraard voor geen meter en ik vrees dus voor weer een nachtje wakker liggen.
DAG 15
zondag 24-10-10
Al heel vroeg in de morgen word ik wakker en het duurt even voordat ik het me realiseer… Mijn tanden doen niet meer zeer!!! Zo blij dat ik meteen Audrey sms. Al is het bij hun inmiddels ook bijna middernacht. Auw viert het feestje mee door een smsje terug te sturen. Van opluchting kan ik helemaal niet meer slapen en lees de rest van het boek uit waarin ik was begonnen (de dader was toch iemand anders dan ik vermoedde… haha!)
Om 9:00 vinden we Sonam en Tashi al bij de auto en we gaan op weg naar Kodari, de grensplaats tussen Tibet en Nepal (ik weiger om China te zeggen). Sonam en Tashi vragen meteen naar mijn tanden en ik zeg dat het stukken beter gaat! Alle vier zijn we dan meteen een heel stuk vrolijker en Tashi begint ook meteen weer te grappen over mijn scheve gezicht, haha! Nu durft ie wel weer…
Sonam zegt die middag heel vaak: ‘I like to see you happy again…’ en ook ik ben uiteraard heeeeel erg blij dat de pijn weg is.
Nog maar net weg uit Zhangmu is er een aardverschuiving, wat schijnbaar heel vaak voorkomt, want in de reisgids werden we er al voor gewaarschuwd. Maar dat betekent nu dat de weg is weggespoeld en er geen auto’s kunnen passeren. Dus mogen we gaan lopen met volle bepakking, pffff!
We nemen afscheid van Tashi die bij die auto achterblijft en verdubbelen met onze fooi zijn salaris van deze week (wat overigens meer zegt over zijn salaris, dan over onze fooi, haha).
Als we hem gedag zeggen staat ie met een grote grijns op zijn smoel in zijn ogen te wrijven alsof ie het allemaal heel emotioneel vindt, de grapjas!
Dan lopend we verder, gelukkig bult af, maar toch nog zeker een kilometer of vijf. Om het ons wat ‘gemakkelijker’ te maken weet Sonam een spectaculaire binnendoor weg! Nou, dat was echt fantastisch!! Een ommeunig steil tochtje over spekgladde rotsen (ik had nog liever drie kilometer omgelopen…).
Onderweg komen we een groepje mensen tegen die een heel groot reclame-bord rechtop proberen te zetten, wat voor geen meter lukt. Zonder te kijken wat er opstaat, vraagt Stef aan Sonam of ze even zullen helpen. ‘No’ zegt ie fel ‘because they lie’. Dan zien we pas dat op een bord Chinese militairen staan die gewonde mensen aan het helpen zijn…
Maar daarna zijn we gelukkig snel in Kodari, Sonam helpt ons door de douane en dat soort dingen en bij de tassencontrole gaan twee Chinese kereltje van al onze reisgidsen echt álle bladzijden controleren, waarschijnlijk op plaatjes van de Dalai Lama. Ik raak een beetje in de stress van een Engels boekje in mijn tas dat zich niet heel positief uitlaat over China, maar blijkbaar kunnen ze geen Engels… gelukkig.
En dat is het ook tijd om Sonam gedag te zeggen, wat meer moeite kost dan het afscheid van Tashi, we hebben nu zoveel meegemaakt samen… We wisselen e-mailadressen uit en beloven hem foto’s op te sturen als we terug zijn in Nederland. Hij fluistert ons toe om voorzichtig te zijn met wat we schrijven, want zelfs zijn mail wordt door China gecontroleerd!
We voelen ons schuldig dat wij straks gewoon de grens over gaan wandelen en hij weet dat dat er voor hem waarschijnlijk nooit in zal zitten. Hij staat ook wat beteuterd te kijken als Stef en ik over de Friendship Bridge weglopen, wat een bizarre wereld! We zwaaien alledrie net zolang tot hij uit het zicht is verdwenen en wandelen dan Nepal binnen…
Al vaak had ik gelezen: Wie met Tibet in aanraking komt, wordt erdoor ingepakt.
En het is inderdaad waar, Tibet heeft me gegrepen, eigenlijk al lang voordat we waren vertrokken.
Hoewel het geloof in ons dagelijks leven maar een kleine rol speelt, raak ik hier zelfs ontroerd door de mensen die iedere ochtend en avond vol bezieling de kora lopen, door de pelgrims die zich keer naar keer ter aarde werpen en vervolgens weer opkrabbelen, en door hun oneerlijke strijd tegen het Chinese regime.
Vijftig jaar geleden werd het toen nog onafhankelijke Tibet onder de voet gelopen door de Volksrepubliek China en sindsdien is het verdeeld onder verschillende Chinese provincies. Tibet (of eigenlijk een deel van het voormalige land Tibet) heet sindsdien de Tibetaanse Autonome Regio, al is dat autonome ver te zoeken. Meer dan een miljoen inwoners werden vermoord. Duizenden kloosters, daar waar het hele Tibetaanse boeddhisme om draait, zijn verwoest. Lange tijd bleef Tibet ontoegankelijk, en pas in de loop van de jaren tachtig krijgen buitenlanders op beperkte schaal toestemming om Tibet te bezoeken. Sinds de bezetting heeft China er alles aan gedaan om het Tibetaanse volk hun wil op te leggen.
En hoewel er ook best wel Tibetanen zijn (met name de jongeren) die blij zijn met de betere infrastructuur, meer werkgelegenheid en het toenemende toerisme dat uiteindelijk ook een gevolg is van de Chinese overname, kan de meerderheid de culturele vernietiging en de militaire aanwezigheid van de Chinezen niet verkroppen.
Steeds meer Chinezen vestigen zich in Tibet, gelokt door aantrekkelijke bonussen en gunstige levensomstandigheden (die overigens niet voor de Tibetanen zelf gelden).
Inmiddels wonen er in Tibet zelfs meer Chinezen dan Tibetanen. De ondergang van de Tibetaanse cultuur lijkt onomkeerbaar.
Maar na de afgelopen weken hebben we het gevoel dat de Tibetanen zelf nog hoop hebben. Ze voelen de helpende hand die ze vanuit het westen krijgen toegestoken. Sonam vertelt dat de Dalai Lama altijd zegt: ‘De vraag is niet óf er ooit nog weer een vrij Tibet zal bestaan, maar wánneer.’
Bij ons overheerst er eigenlijk één vraag: ‘Waarom doet er niemand écht iets?’ Is die goede relatie met het grote, machtige China nou écht zo belangrijk? En zijn we bereid om Tibet daarvoor op te geven?
Gelukkig zijn er ondanks alles ook heel veel mensen die zich wereldwijd wél vol overgave inzetten voor dat ene grote doel: Vrij Tibet!
Met pijn in m’n hart verlaten we Tibet, nieuwsgierig naar wat de toekomst ‘het verboden land’ zal brengen. Huiverig voor wat er staat te gebeuren als de Dalai Lama sterft, want juist de Dalai Lama is voor veel Tibetanen nog het enige houvast dat ze overeind houdt.
Ineens begrijp ik ook hoe mensen van een bepaalde bestemming als een strijdend idealist terugkomen. Want als niemand er nog in gelooft, zal er zeker niks veranderen…
Als we Tibet achter ons laten voel ik me een beetje verslagen, want wat hebben we uiteindelijk precies in Tibet gedaan? Rondgekeken in de politieke ellende van de Tibetanen en de door de Tibetanen zo gehate Chinese overheid ongewild aangemoedigd door hun veel geld uit onze zakken te hebben laten kloppen.
Maar we weten nu dat de Tibetanen het toejuichen dat er toeristen naar Tibet komen, en proberen de rest dan maar te vergeten…
Iets voorbij de grens aan de Nepalese zijde regelen we bij de immigratiedienst ons visum voor Nepal en gaan op zoek naar een jeep die ons naar Kathmandu zal brengen.
Een route van 115 kilometer dwars door de hele mooie Kathmanduvallei waar we zes uur over doen, ik denk dat jullie je dan zelf wel een voorstelling kunnen maken van de conditie van de weg…
Ik vraag aan de chauffeur: ‘What’s the distance from Kodari till Kathmandu?’ ‘Iet ies oolmoost elleffen ow-clock lady’. ‘No, I want to now the distance’. ‘Iet ies sundeej lady’. ‘Ah ok, sunday… Thanks…’
Onderweg knapt er nog een wiel los of zo (Stef had er een heel mooi technisch woord voor, maar ik nie, haha). Eerst gaat de chauffeur een moer die we blijkbaar verloren zijn zoeken, tevergeefs.
Gelukkig zijn we net in een dorp en hij rent allemaal winkeltjes in en uit op zoek naar een nieuwe moer (waar Stef trouwens ook een mooi woord voor wist), ook tevergeefs.
Dan springt die knakker zo in een bus en gaat weet ik veel waar een moer zoeken, terwijl wij midden op de rijbaan in die auto zitten!!! Om ons heen vliegen van alle kanten auto’s en motoren en de één toetert nog harder dan een ander. Welkom in Nepal!
Om 15:00 bereiken we heelhuids Kathmandu (het tijdsverschil met Nederland is nu trouwens nog maar 3 uur en 3 kwartier). Kathmandu is de hoofdstad van Nepal. Een toeristische stad in de Kathmanduvallei aan de voet van de Himalaya’s. Als eerste zoeken we ons hotel op. We dumpen onze tassen in de kamer en gaan de straat op!!
We hebben het gevoel dat we na een week weer terug zijn in de beschaving! De mensen zijn hier ook anders, moderner en stukken schoner. Mensen lijken hier ineens ook allemaal Engels te spreken.
Vanaf nu zijn we (eindelijk…) weer op onszelf aangewezen. Geen reizen, tickets of hotels meer geboekt. Maar zelf beslissen wanneer we doorreizen, hoe we doorreizen en óf we uberhaupt doorreizen naar een volgend plekje.
Maar wat een gekkenhuis hier, en dat na een week lang bijna geen mensen te hebben gezien.
Een beetje teveel van het goede op dit moment, toch willen we vanmiddag in ieder geval nog naar Durbar Square. Maar éénmaal op straat zijn we het al gauw zat, wat een drukte! Alle straatjes zitten compleet verstopt met auto’s, brommertjes, tuk-tuks, bussen en riksja’s en mensen, heeeeel veel mensen!
We raken enorm geirriteerd dat gemotoriseerd verkeer hier in deze straatjes is toegestaan, en maar toeteren hè!!
Toch weten we heelhuids Durbar Square te bereiken. Er staat een rijtje mensen voor het huis van de Kumari, de levende godin van Nepal. Op heel jonge leeftijd wordt ze gekozen, mits ze over de ’32 schoonheden’ beschikt, o.a. de dijen van een hert, de borst van een leeuw, en meer van dat soort wazige kenmerken. Als ze de eerste keer bloedt wordt ze afgezet, omdat dat als onrein wordt beschouwd. Meestal is dat als ze gaat menstrueren, maar het kan ook zijn vanwege een wondje.
Op een trapje gaan we zitten en staren een hele tijd naar de complete chaos voor ons. Alles loopt, fietst, bromt en rijdt dwars door elkaar, we kunnen er op dit moment echt niet tegen!
We besluiten om meteen maar een tripje te boeken naar Chitwan (de jungle) en het liefst morgen al te vertrekken. Dat lukt, morgen om 6:30 (pfff) gaan we weg en woensdag zijn we weer terug, wellicht iets beter voorbereid op deze gekte!
DAG 16
maandag 25-10-10
Vandaag gaan we naar Chitwan, dé jungle in Nepal, één van de dingen waar met name Stephan naar heeft uitgekeken. Ik weet nog niet echt wat ik er van moet denken, verwacht een programma waarbij van uur tot uur voor ons is besloten wat we gaan doen. En met een polonaise van olifanten achter elkaar door de jungle stappen met op de rug (of erger nog, in van die mandjes aan de zijkant….) toeristen met afritsbroeken en teva-slippers. Haha, lekker enthousiast weer hè…
De dieren waar Chitwan bekend om is zijn eigenlijk de neushoorns, waarbij de kans dat we die gaan zien best groot is. En tijgers, die waarschijnlijk niet de kans krijgen om ons te zien. Echt rot voor ze…
Om 6:30 staan we op de stoep van het bureautje waar we dit tripje geboekt hebben, dezelfde jongen die we toen spraken brengt ons nu lopend (weer met volle bepakking) naar de plek in Kathmandu vanwaar de bus vertrekt. Onderweg daar naartoe zien we nog drie honden op een deken liggen slapen, denken we, maar als we beter kijken ligt er in die deken een kindje! Gewoon op de stoep waar nu heel veel mensen langs en overheen stappen op weg naar hun werk, en blijkbaar vindt iedereen het heel normaal!
De rit er naartoe is weer een hele expeditie uiteraard. De tijd die er voor stond was 5 tot 7 uur, afhankelijk van de conditie van de weg. Ik reken dan uiteraard meteen op 5 uur, maar uiteindelijk hebben we er zelfs 7,5 uur over gedaan! Daar hebben we wel een half uurtje van in een soort bar besteedt om te lunchen. Naast ons zat een enorme cowboy met een grijze paardenstaart in de nek en voorzien van snor en baard.
Hij vraagt waar wij vandaan komen en hij komt van ‘The States, Texas you know?!’
Wel toevallig is dat hij bijna dezelfde route gedaan heeft als ons, alleen reist hij met een groep. Tot en met Lhasa tenminste, daarna was ie ze zat en heeft toen gewoon een Jeep gehuurd, haha!
Wij zijn ook nog steeds heel blij dat we niet met een groep zijn gaan reizen. Ik weet zeker dat we dan veel minder van alles wat Sonam ons verteld heeft hadden mee gekregen en wij zijn sowieso niet zo van dat gezellige gedoe op vakantie…
Wat wel leuk is aan een groep is het kunnen uitwisselen van ervaringen denk ik, maar daar hebben wij jullie dan voor, haha! En daarnaast spreken wij hier mensen genoeg.
Om 14:30 komen we eindelijk aan in de lodge aan de rand van Nationaal Park Chitwan. We hadden heel graag in het park zelf gezeten, maar alles was al vol voor de hele week zelfs. Balen! Had ik toch vanuit Nederland beter al iets kunnen boeken… Maar ook deze lodge is eigenlijk heel leuk! Met twee minuutjes lopen zijn we ook al in het park.
We hebben ons steeds verbaasd over het feit dat we onderweg zo weinig Nederlanders hebben getroffen, maar nu weten we waarom, die waren allemaal hier!! De groep die net voor ons vertrekt zijn alleen maar Nederlanders, en waarom hebben die altijd zo ommeunig veel lawaai aan het gat??
We krijgen eerst een lunch en onze rust- en opfristijd is verloren gegaan in de lange busrit, dus we moeten bijna gelijk weer door. We treffen onze groep voor de komende drie dagen, waarin gek genoeg, maar een beetje gelukkig toch wel, geen Nederlander tussen zit (er is één jongen die nog een beetje verdacht is, want die heeft z’n bek nog niet open gehad vandaag, haha!)
Het blijkt zo te zijn dat de kans dat je malaria krijgt afhankelijk is van het land waar je vandaan komt… Althans als we de adviezen van de inentingsbureaus moeten geloven, sommige moesten wel tabletten slikken en sommige niet, wij niet… En dat voelt nu ineens niet zo lekker meer… Maar we hebben wel deet bij ons en gaan ervan uit dat we nog niet zomaar om zullen vallen.
We maken een wandeling, eerst door een Tharu-dorp, wat ongetwijfeld alleen maar opgezet is voor ons idiote toeristen. De Sherpa dorpen in de Himalaya maakten in ieder geval heel veel meer indruk dan deze plaggenhutten hier. Hier is ook de elephant-stable, de plek waar de olifanten na een dagje in de jungle kunnen uitrusten.
En dan maken we alvast een wandeling door de jungle, en meteen zien we al twee neushoorns in de rivier dobberen! Volgens de gids een gelukje dat we ze nu al zien, in dit deel van de jungle. Wel zijn ze best ver weg en grotendeels onder water, waardoor we eigenlijk alleen maar een stuk van de kop zien. De mensen met de teva-slippers (haha, ja echt hè!) hebben al snel bloedzuigers aan de voeten hangen, maar wij stappen vrolijk verder met onze fijne dichte schoentjes.
We kregen van de gids nog wel een paar survival-tips (whaha, dat woord alleen is al grappig).
Maar hier komen ze: Als er een neushoorn achter je aan zit ren je zigzaggend door de jungle, want dat beest kan blijkbaar keihard rennen, maar alleen ‘líek óet’. En als er een tijger achter je aanzit klim je in een slap boompje waar de tijger vanwege zijn eigen gewicht niet in kan klimmen (ik weet trouwens niet of die laatste tip ook wel geldt voor zo’n lichtgewicht als ik, haha!).
Maar we lagen in een deuk, wat een hilarische overlevingsstrategie! Zie je het voor je, Stef en ik sprintend door de bush-bush met een neushoorn op onze hielen (zigzaggend ook nog hè!!)
Whaha, nu ik het schrijf lig ik al weer in een deuk, als dat ons leven moet gaan redden…!
We zijn er dus ook maar vanuit gegaan dat de kans dat we dit soort slimmigheidjes niet nodig gaan hebben de komende dagen, en ze het vooral vertellen om toeristen met dit soort (erg grappige, vind ik zelf…) reisverhalen naar huis te kunnen sturen.
Dan wandelen we verder langs de rivier voor de ‘sunset’. Naja, dat komt er op neer dat we op een terrasje worden gezet en zo min of meer verplicht worden om wat te drinken en vervolgens de zon onder gaat (net als iedere avond, maar dat lijkt iedereen hier ineens te zijn vergeten, haha).
Hier komen we aan de praat met een Engels gezin, waarvan de vader eigenlijk Nepalees is. We zijn meteen dikke vriendjes met hun dochtertje Maya, we leren haar tot tien tellen in het Nederlands en zij ons in het Nepalees. Oja, en ze leert me ook nog ‘come here’ en ‘ow my god’ en ‘my name is…’ en ‘how old are you’ en… Ja, én ze weet van geen ophouden, haha! Maar een erg leuke avond met ze gehad!
Dan ineens gaat onze gids flippen. Er blijkt een tijger te zijn gesignaleerd, wat niet vaak voorkomt en hij verlaat ons en gaat de rest van de nacht in de jungle zitten. Lekker dan… gids nummer twee arriveert en brengt ons terug naar onze lodge. Wij gaan even douchen en na een uurtje worden we bij het eten verwacht. Het Engelse gezin komt ook bij ons aan tafel zitten, erg handig, want nu weten we eens een keer wat we aan het eten zijn. Uiteraard kent die vader alle Nepalese gerechten, het is weer een buffetje, dus we kunnen van alles proberen. Maya laat ondertussen zien hoe goed ze kan tapdansen en balletten, echt heel schattig en ook heel goed!
Na het eten is er een groep die ons probeert te vermaken met de Tharu Stick Dance. En uiteraard mag op het laatst het publiek ook meedansen! Fantastisch!!! Pffff… Maya en Stephan vallen ondertussen al in slaap en nadat het dansen klaar is gaan we dan ook maar meteen naar ons huisje, waarin we naast wat gekko’s en een kikker gelukkig nog geen spin hebben aangetroffen, maar ik blijf op m’n hoede, haha!
Stef ligt nu naast me te pitten in z’n klamboe en ik schrijf maar weer een reisverslag, gaar van een enorm lange dag! En morgen weer om 6:00 opstaan, lang leve de vakantie!
DAG 17
dinsdag 26-10-10
Wat een lange, drukke, maar superleuke dag (kan er niks anders van maken… gister een beetje te vroeg geoordeeld denk ik). Zelfs op die survival-tips moet ik straks nog terugkomen… haha!
Om 6:00 zijn we opgestaan en om 6:30 stond ons ontbijtje klaar. Gebakken aardappels… Ze eten hier drie keer per dag warm, iewww!
Om 7:00 begint het programma, we gaan kanoën over de rivier die door het park loopt. De groep van gisteren is meer dan gehalveerd, we zijn nu nog met z’n zevenen over. Drie zussen en een broer uit Californie, een jongen uit Slowakije en Stef en ik. De kano is een heel smal, heel wankel ding waar niet iedereen even blij mee is. Met name Miki (de Slowaak) krijgt het zwaar te verduren. Net waar hij zit is er een stuk uit de boot waardoor er bij ieder kabbeltje in het water een plens water in zijn schoot valt, haha!
Het is wel een hele mooie tocht, het is er zo mistig dat we soms de zijkant van de rivier al niet meer kunnen zien, heel mooi!
Onderweg zien we krokodillen rond de boot en vooral heel veel vogels. Als we een heel stuk stroomafwaarts zijn gevaren stappen we uit en gaan te voet terug. Er gaan dan twee gidsen met ons mee, één loopt voorop en één loopt achter de groep aan. Volgens hen in verband met de veiligheid, wij doen er (nog) steeds een beetje lacherig over.
Het duurt niet lang of we zien dan twee neushoorns in een klein watergat liggen, de neus, oren en bovenkant van de rug steken er nog net bovenuit. Die oortjes zijn echt schattig (maar ook daar kom ik nog op terug…). We zitten op onze hurken een poosje te kijken, we mogen geen lawaai maken en zeker niet flitsen met onze camera’s. Wat er dan precies gebeurd weet ik niet, maar ineens horen we het water alle kanten opklotsen en die beesten springen eruit. De gids zegt vrij relaxed dat we achteruit moeten, wij uiteraard al half hysterisch… Maar al gauw blijkt dat ze aan de andere kant dan waar wij staan uit het water zijn gesprongen en keert de rust terug.
We lopen weer verder en zien wat verschillende soorten herten, die ook ommeunig groot zijn trouwens.
De gids probeert zoveel mogelijk verschillende stukken van de jungle mee te pakken, dan lopen we weer door een veld met (heel hoog) gras en dan weer tussen de hele dichte struiken door.
Alle anderen hebben voeten en kuiten vol met bloedzuigers zitten, echt ranzig joh! Als de gids dat beest er heeft afgetrokken blijft het heel lang doorbloeden. Miki heeft zelfs een korte broek aan!
De gids had gisteren nog gezegd dat we in de jungle eigenlijk geen open schoenen en korte broeken aan zouden moeten doen, maar Miki had de rest van zijn kleren bij de wasserij en de Amerikanen hebben niet eens dichte schoenen bij zich.
Ik probeer zo min mogelijk aan de spinnen te denken, ik zie er gelukkig geen een, maar wel heel veel, heeeele grote webben, brrrrrr….
We zien er al gauw niet meer uit, alle broeken zijn drijfnat en vol modder en bij vier van de vijf anderen stroomt het bloed de sokken in.
Als we terug zijn op een wat breder pad zegt de achterste gids dat ie vermoedt dat ie een koppel neushoorns heeft gezien en we even terug moeten gaan. Wij dus maar weer achter ze aan en inderdaad zien we ze even laten staan, vrij dichtbij, ik gok op een meter of vijftien afstand.
We zitten nog maar net met z’n allen op onze hurken als ze allebei ineens keihard recht op ons af komen rennen!! Zo ommeunig DOODENG!!! Zóóóó groot joh!!! De voorste gids begint met zijn stok in de richting van de neushoorns te slaan en ze schreeuwen allebei: ‘Attack, attack, run, run!!’ En ineens waren alle survival-tips blijkbaar toch niet zo grappig bedoeld.
Vervolgens beginnen ze in het Nepalees tegen elkaar of tegen de neushoorns te schreeuwen, en dat maakt het allemaal nog veel angstaanjagender. Vier van ons staan achter een dikke boom en blijven daar staan, maar één van de Amerikaanse vrouwen en Stef en ik zijn daar te ver vandaan en rennen achter de andere gids aan. En nadat ik zijn blik gezien heb, wist ik dat ik moest rennen, hij was panisch! Dat beest blijft ondertussen met een bult lawaai in onze richting rennen, die poten klossen op de grond en we horen heel veel takken breken. De gids heeft gelukkig nog wel het benul dat we moeten zigzaggen, en wij gelukkig het benul dat we hem het beste kunnen volgen.
Als ze het na gelukkig niet heel lange tijd opgeven, zoeken we elkaar allemaal snel weer op. De gids zei dat dit echt gevaarlijk was, dat ze wel vaker moeten wegrennen, maar dat hij in alle jaren dat hij gids was nog nooit had meegemaakt dat de neushoorns niet terug deinsden voor zijn stok, die nu in tweeën is geknapt. Ze geven ook toe dat ze bang waren, maar vooral om ons. Als ze alleen in de jungle zijn weten ze zeker dat ze wel kunnen ontkomen, maar dat hun grootste angst is dat iemand van ons niet weg komt. Ieder jaar schijnen er drie of vier gidsen om te komen tijdens dit soort wandelingen, alleen maar omdat ze de toeristen willen beschermen. De gidsen slaan allebei meteen aan het telefoneren en we gaan meteen de jungle weer uit, het is mooi geweest zo…
We lopen naar het Elephant Breeding Center en gaan eerst even zitten om wat te drinken en de adrenaline wat te laten zakken. Nu kan iedereen er gelukkig weer om lachen en de gids zegt dat dit het mooiste souvernir is dat ie ons mee kan geven, haha!
Dan naar de baby-olifantjes, erg schattig allemaal! De jongste die erbij zijn is toevallig een tweeling, de allereerste tweeling olifantjes die er in Nepal geboren zijn.
We wandelen er langs, maar eigenlijk heeft iedereen het alleen maar over ons sprintje door de jungle.
Ik herinner Stef nog even aan ons reisverslag van gisteren, waarin we niks serieus namen en alles belachelijk zaten te maken… haha!
We steken met een kano opnieuw de rivier over en wachten dan op de jeep die ons terug zal brengen naar de lodge. Een andere groep die ook uit de jungle komt (die met alleen maar Nederlanders) rijdt met ons mee terug. Ze vragen waar we in godsnaam hebben gezeten, gezien alle natte kleren, modder en bloed.
Wij vragen ons af of zij überhaupt de jungle wel in zijn geweest…
Als we terug zijn in de lodge vragen ook andere gidsen ons of we ‘ok’ zijn. Iedereen is inmiddels op de hoogte van ons hachelijke avontuur, haha!
We hebben trouwens bijna geen spinnen gezien, al had ik de gids al gewaarschuwd dat ik de hele jungle bij elkaar zou gillen als dat wel zo zou zijn. Wellicht heeft ie ze daarom bewust niet laten zien…
De groep Nederlanders heeft er wel heel veel gezien zeggen ze, maar de écht grote, en ook giftige spinnen schijnen hoger in de bomen te zitten. Mja, ongeveer op die hoogte zeker waar we straks zijn als we op de rug van de olifant zitten…
Het badderen van de olifanten is er door alle commotie nu wel bij in geschoten, maar dat vindt eigenlijk niemand een probleem nu we met zo’n ruig verhaal terug naar huis kunnen, jammer genoeg heeft uiteraard niemand in alle stress foto‘s gemaakt of gefilmd!
Terug in de lodge hebben we twee uurtjes niks voordat we gaan lunchen. De andere vijf gaan rond het huisje lummelen en Stef en ik gaan eerst douchen, onze broeken uitspoelen en lopen vervolgens een rondje door het dorp hier.
Na de lunch gaan we terug naar de jungle voor een ritje op een olifant.
Deze ’elephant-ride’, op zoek naar neushoorns is inderdaad zoals ik verwacht had (gelukkig zonder mandjes aan de zijkant, maar wel inclusief afritsbroeken, haha!), maar eerlijk gezegd wel heel leuk. Het zien van de neushoorns was weer heel bijzonder, er liep nu zelfs een baby-neushoorntje bij!
En vanaf de rug van een olifant zouden we ze na vanmiddag toch bijna weer schattig gaan vinden. Bovenop een olifant is één van de weinige plekken in de jungle waar je veilig bent. De neushoorns zíen je niet omdat je hoog zit en ze gewend zijn aan de olifanten en rúiken je niet omdat Dombo onder ons zo ommeunig stinkt. Naja, wij ondertussen ook trouwens.
We staan er vlak naast en dan nog reageert die neushoorn daar niet op, ze eten gewoon rustig verder, bijna niet voor te stellen dat dit hetzelfde beest is als dat wat vanmiddag ons de stuipen op het lijf heeft gejaagd.
Naast neushoorns zien we ook nog apen, krokodillen, heel veel herten en vogels, maar helaas, de tijger laat zich zoals verwacht niet zien.
Na twee uur bovenop die olifant door de jungle te hebben gestapt worden we weer naar de ‘sunset’ gebracht. De zon is echter al zo goed als onder, maar dit is wel een gezellig plekje, allemaal barretjes en ligstoeltjes langs de rivier. Sommige mensen gaan terug naar de lodge, maar wij blijven even hangen om wat te drinken hier.
Als het avondeten er is zijn we net terug in de lodge. Tot nu toe is elke dag dat we in Nepal zijn de stroom nog uitgevallen en nu dus weer, er staat een grote aggregaat heel veel lawaai te maken, maar in ons huisje net als gister nog steeds geen elektriciteit. Geeft niks, we moeten toch eten!
We eten samen met de groep en nog steeds komen er mensen vragen of we alweer van de schrik bekomen zijn, de Nederlanders balen dat zij niet hebben moeten rennen, haha!
Hier eten we trouwens gewoon steeds alles wat de pot schaft en we hebben geen last van onze magen! Denk dat hier de hygiëne toch iets meer is aangepast aan onze westerse maatstaven, de smaak van het eten zelf trouwens ook.
Na het eten gaan we terug naar ons huisje en douchen maar weer eens (doen we hier een paar keer per dag, we zweten ons een ongeluk). We hebben hier trouwens alleen maar koud water, en das op je kop dan wel errug koud! Maar worden we ook wel schoon van…
Ze hebben ons wel gevraagd of we van huisje wilden wisselen, er zijn vandaag heel veel mensen vertrokken en blijkbaar zijn de huisjes dichtbij de kantine beter. De Amerikanen zijn verhuisd, maar wij hadden geen zin om voor dat ene nachtje de rotzooi weer in te pakken en die gekko’s rondom ons went eigenlijk al.
We zijn echt bekaf en liggen al heel vroeg in ons nest. Morgenvroeg nog één keertje heel vroeg opstaan en nog een keer die helse busreis terug… En dan zijn we voor onze allerlaatste vakantiedaagjes terug in Kathmandu.
DAG 18
woensdag 27-10-10
Vandaag hopelijk voor de laatste keer deze vakantie de wekker gezet. Voordat we vertrekken is er nog een bird-watch-tour, oftewel vogels kiek’n. Had van mij niet zo gehoeven, maar Stef wil toch wel graag mee.
De Amerikanen zijn er ook en Miki is, zoals ie gisteravond al had aangekondigd afgehaakt.
We lopen maar een klein rondje van een uur door de jungle en zien inderdaad heel veel vogels, waarvan ik geen enkele naam onthouden heb, het interesseert ons eerlijk gezegd allemaal niet zo.
Wel is de jungle zo vroeg heel erg mooi, enorm dichte mist en af en toe doemt er uit die mist ineens een olifant met een mahout op die eten uit de jungle hebben gehaald voor die dag.
Na een dik uur zijn we terug in de lodge, pakken onze tassen en lopen richting de kantine. We wisselen e-mailadressen uit met Miki en de Amerikanen, zodat we foto’s door kunnen sturen. Miki reist verder naar India en de Amerikanen gaan nog voor één nacht terug naar Kathmandu en dan naar huis.
Onze tassen worden bovenop de bus geknoopt en om 9:00 vertrekken we, aan een ritje van 160 kilometer dat uiteindelijk tien (!!!) uur gaat duren! Wat een drama! De heenweg was er niks bij! De laatste paar uur staan we in één grote verkeersopstopping, ieder kwartier kunnen we weer vijftig meter rijden.
Er komen locals langs de bus die zakken chips verkopen en dat is voor de meeste mensen in de bus het avondeten. Pas om 19:00 ‘s avonds, het is dan pikkedonker, worden we ergens in Kathmandu gedropt, we zijn echt compleet gesloopt!
In onze reisgids zoeken we een guesthouse op in Freekstreat, we willen hoe dan ook niet terug naar Thamel, de toeristische wijk waar ons vorige hotel zat. Hoewel we daar helemaal niet superver vandaan zijn vragen we toch een taxi ons te brengen. Die taxi heeft geen idee van waar we moeten zijn en laat ons heel Kathmandu zien, waar we nu helemaal niet op zitten te wachten. De straatjes zijn hier zo smal en zo vol, dat we steeds vast komen te zitten. Als er een motor geparkeerd staat, waar we niet langs kunnen gaat hij met z’n hand op de claxon zitten wachten tot iemand daar iets aan veranderd…
We besluiten uiteindelijk om maar gewoon uit te stappen, deze knakker weet de weg toch niet, we gaan alsnog wel lopen. Veel verder nu door die stomme klotentaxi, maar goed.
We vragen onderweg heel vaak de weg en na een tijdje herkennen we gelukkig weer dingen, en dan zijn we ook al gauw bij het guesthouse. Gelukkig hebben ze in ieder geval voor de komende twee nachten een kamer vrij! Zo gauw we de kamer binnen zijn laten we alles uit onze handen vallen en ploffen op ons bed, eindelijk!! Ik ga slapen, het reisverslag komt morgen wel. Stef krabbelt nog weer op en gaat nog douchen zelfs. Morgen eindelijk geen wekker meer!
DAG 19
donderdag 28-10-10
Vannacht allebei heel erg lekker geslapen, maar omdat we er gisteren al zo vroeg inlagen zijn we nu ook vroeg wakker. We lummelen wat aan en wandelen door Kathmandu op zoek naar een ontbijt. Het eten smaakt ons hier veel beter dan in Tibet, maar we blijven heel goed oppassen.
Uiteindelijk eindigen we ergens op een dakterras en eten een omelet met geroosterd brood en vers geperst sinaasappelsap, zóóóó lekker!
Daarna springen we snel een supermarkt binnen voor wat water en dan regelen we een taxi. De taxichauffeur heeft in zijn eentje de grootste lol en hij laat ons steeds woorden nazeggen wat blijkbaar erg grappig is. Als ik vraag of de woorden die hij ons laat zeggen erg ‘nasty’ zijn, giert ie het helemaal uit. Haha, ja dus!
Maar al gauw zijn we in Pashupatinath, vijf kilometer ten oosten van Kathmandu.
Een heilig dorp aan de oevers van de Bagmati rivier dat we wel willen zien, maar waar we ons niet echt op verheugen. Het dorp is bekend om de openbare crematies die er plaatsvinden, en we vragen ons af of we achteraf geen spijt gaan krijgen van dit bezoekje.
Pashupatinath op zich is een chaotisch complex van tempels dat in een bocht van de heilige Bagmati rivier ligt.
De lijkverbrandingsplaatsen bevinden zich aan de rivier, op de oever van de Gouden Tempel.
Voordat we het tempelcomplex inlopen moeten we entree betalen, wat hier overal gebruikelijk is. Er gaat dan een gids met ons mee die ons een half uurtje wegwijs maakt in het stadje, erg vriendelijk vinden we…
We lopen ook door een soort ziekenhuis voor oude mensen, erg veel zielige hoopjes mens zien we daar.
Hij vertelt dat het ziekenhuis bestaat van de giften van toeristen en we zelf kunnen beslissen hoeveel we willen geven, bijvoorbeeld twintig of veertig euro… Pardon?!?!
We geven heel veel minder en willen dan het liefst ook van de gids af en zelf verder lopen. Dat is prima wat hem betreft, en dat kost dan dertig euro… PARDON?!?!
Nu raken wij flink over de zeik en zeggen die knakker dat we daar zelfs in Nederland twee dagen voor moeten werken (beetje overdreven, maar even voor jullie beeld, een gemiddeld maandloon in Nepal ligt rond de vijftig euro).
We willen hem heel veel minder geven, maar dan is hij ook over de zeik. In eerste instantie wil hij het niet aanpakken en dan vinden we het mooi geweest. We stoppen onze knip terug en lopen verder, uiteraard onder luid protest. Kan ons niks schelen, we hebben hier heel veel mensen gezien die het veel beter kunnen gebruiken dan deze mafkees, die ook nog eens heel slecht Engels kon ook…
Terwijl we met die vent in discussie waren werd tussen ons door een lichaam naar de oevers van de rivier gedragen voor de crematie. Het voelt niet echt comfortabel om hier als toerist naar het leed van een ander te komen kijken, en om nog íets van respect op te brengen gaan we aan de overkant van de rivier op de trappen zitten.
Er wordt een soort van brandstapel gebouwd en op een draagbaar wordt er een lichaam gebracht. De familie ontdoet het lichaam van kleding (dat in de rivier wordt gegooid) en het lichaam wordt compleet in witte doeken gewikkeld. Als het lichaam op de brandstapel is gelegd steekt een jongeman, de oudste zoon, de stapel aan, beetje luguber. We lezen dat de oudste zoon de enige persoon is die dit mag doen bij de Hindoes. Het krijgen van een zoon is dus ook heel belangrijk, zonder hem kan een dergelijke crematie niet plaatsvinden. Ze geloven dat een crematie bij de Bagmati rivier, waarbij de as uiteindelijk de heilige rivier in wordt geveegd, de ziel bevrijd van de eeuwige cyclus van wedergeboorten, de Bagmati mondt namelijk uit in de heilige Ganges. Zonder zoon wordt het bereiken van het Nirvana dus een stuk lastiger.
Ze vinden het blijkbaar heel gewoon dat er vreemden meekijken tijdens de crematie en zelfs fotograferen is gewoon toegestaan, maar uiteraard wordt van toeristen wel verwacht dat ze zich enigszins terughoudend opstellen. Helaas zien we toch mensen (van die Japan-achtige types) met een grote lens een paar meter naast het lichaam die alles van heel dichtbij willen vastleggen. Wanneer hij voor dat ene ultieme plaatje nog net niet boven op de brandstapel klimt komt er gelukkig een man die hem wegstuurt.
Als er alleen nog as over is, wordt dit in de Bagmati rivier geveegd en meteen duiken er allemaal zwerfkindjes de erg smerige rivier in op zoek naar muntjes of sieraden. De wat snuggere jongetjes doen dit met een magneet aan een soort van vishengel. Hoewel een eigenlijk een triest verhaal is, moeten we toch wel een beetje lachen om die aandoenlijke, bloedfanatieke kleine kereltjes in de rivier.
Ik denk dat we er al met al anderhalf uur hebben gezeten en in die tijd hebben we vijf brandstapels zien branden, waaronder de crematie van een kinderlichaampje (wat het verhaal van de oudste zoon een beetje twijfelachtig maakt…)
Rondom de tempel zien we erg veel Sadhu’s die het blijkbaar ook alleen om het geld te doen is. Deze Sadhu’s leven in zogenaamde sterfhuizen op de heuvel waar wij nu zitten. Ze komen hier naartoe om bij de heilige tempel te sterven. Ze zien er geweldig uit, hun bijna naakte lichamen vol gesmeerd met gekleurde as, heel erg lang rasta haar en hele grote baarden. Dat ze erg fotogeniek zijn weten ze maar al te goed, bij elke foto houden ze hun hand op. Naja, daarvoor heb je dan ook een mooie foto hè! Voor de meeste Sadhu’s is het bedelen ook meteen hun enige bron van inkomsten.
Tussen de echte Sadhu’s schijnen er trouwens ook heel veel te lopen die niet leven als Sadhu, maar alleen maar hier naartoe komen en zich verkleden als Sadhu om het geld van de toeristen.
Al met al hebben we geen spijt van dit bezoekje, het was heel erg indrukwekkend, maar we blijven hier niet in dat rotgevoel hangen dat we ooit hadden toen we bij Auschwitz vandaan kwamen.
Hoewel ook hier de nabestaanden hier best wel verdriet zullen hebben om het verlies van hun dierbare, merken we toch dat mensen hier heel anders met de dood omgaan. Door het sfeertje dat er hangt is het hele gebeuren lang niet zo akelig dan we verwacht hadden.
Toch blijft met name de doordringende geur die er hangt ons nog wel de hele dag bij.
Vanaf Pashupatinath maken we een wandeling naar het nabij gelegen Bodnath. We vragen heel vaak de weg en heel vaak horen we dat het niet mogelijk is om te gaan lopen en we beter terug kunnen gaan naar het lagere deel van het dorp en daar een bus pakken. Hier in Nepal is het nogal gauw een keer ‘not possible’, en dus trekken we ons hier maar niet al te veel van aan.
We lopen gewoon door en gaan onderweg een paar keer op een ‘terrasje’ (bankje voor een klein winkeltje) zitten (ongeveer elke kilometer) om ons vochtgehalte op peil te houden. Al snel bereiken we dan Bodnath.
In Bodnath bevindt zich de grootste boeddhistische stoepa ter wereld, en één van de belangrijkste religieuze plekken in Nepal. De stoepa ligt op een plein, rondom dit plein wonen heel veel Tibetanen die in Nepal een bestaan proberen op te bouwen.
De enorme witte koepel van de stoepa heeft een diameter van meer dan 100 meter en is 36 meter hoog. Op het vierkante torentje bovenop de koepel zijn op alle zijden de ogen van de boeddha geschilderd. De stoepa is versierd met duizenden gebedsvlaggetjes, en ook hier zien we Tibetanen de kora lopen, een heel klein beetje van de sfeer uit Lhasa voelen we hier terug.
Ook hier horen we ze zachtjes gebeden mummelen. Dat gemummel is trouwens steeds het herhalen van de zin: ‘Om mani padme hum’, een bekende mantra binnen het Boeddhisme.
Vanaf Bodnath pakken we weer een taxi naar Swayambunath, ook wel de Monkey Temple genoemd.
Als we daar aankomen is al snel duidelijk waar die naam vandaan komt, het wemelt er echt van de apen. Aaaahhh schattig ?!?… Nee dus!! Doodeng en aggressief! Die rotzakken!
We kunnen niks eten of drinken, want dan vallen ze aan! Moet niet gekker worden! En van die heel veel trappen die we op moeten worden we ook al niet veel vrolijker. Maar na die expeditie naar boven worden we wel getrakteerd op een geweldig uitzicht over zowel de stad Kathmandu als de hele vallei. Al met al toch wel weer de moeite waard!
Op de trappen zitten weer heel veel bedelaars, en inmiddels raken we daar (hoe erg misschien ook) een beetje voor afgestompt… Maar hier zien we twee echt hele kleine, zwaar gehandicapte kindjes op de trappen liggen. Een iets ouder meisje (jaartje of vier) staat er naast en houdt haar hand op als er mensen langs lopen. En hier zullen we natuurlijk nooit aan wennen, en zelfs niet een beetje voor afstompen! Gelukkig maar misschien… Maar wanneer doe je het nou goed? Als we geld gaan geven leggen de ouders die twee arme smurfen morgen weer op de trappen. Pfff… We doen uiteindelijk niks, maar dat beeld blijft ons nog lang bij.
Terug in Kathmandu gaan we eerst naar het guesthouse om ons te douchen. Onze kleren zijn uiteraard allang niet schoon meer en elke keer na het douchen is dat even een beetje jammer, haha! Het was óf een lichte rugzak, óf regelmatig een schoon pak.
Na het douchen terug de stad in om wat te eten en weer een stuk van het reisverslag op internet te zetten.
Het kost me behoorlijk veel moeite om consequent het reisverslag bij te houden en de foto’s en filmpjes ’s avonds op ons kamertje over te laden. Maar om in de toekomst zo af en toe nog weer even terug te kunnen dromen naar hier en niks te vergeten doe ik het toch maar.
Als we het internetcafé uitstappen is het heel erg rustig in de stad, terwijl het nog maar 21:30 is…
We hebben geen zin meer om terug te gaan lopen naar Freekstreet en springen in een riksja. Na een klein stukje vraagt Stef of hij mag fietsen en komt het kereltje bij mij achterin zitten.
Stef wordt van alle kanten aangemoedigd door voorbijgangers, erg grappig! Het kereltje maakt zich vooral erg druk over de kant van de weg waar Stef steeds fietst en of hij niet met z’n wiel in een goot terecht gaat komen of zo… Ik ben dan ook blij als we over zijn!
DAG 20
vrijdag 29-10-10
Vanmorgen uitgeslapen en daarna zonder ontbijt vertrokken naar Bhaktapur (uiteraard weer met een taxi).
Bhaktapur is een leuk stadje, en met name op de pleinen erg toeristisch. Maar wanneer je de grote pleinen afloopt en de kleine steegjes induikt kom je in een compleet andere wereld terecht.
De straatjes zijn hier zo smal dat we soms niet eens naast elkaar kunnen lopen. Erg leuk om hier zonder kaart wat rond te (ver)dwalen.
Nadat we een uurtje gelopen hebben zoeken we maar eens een tentje waar we kunnen gaan ontbijten, of eigenlijk is lunchen inmiddels een beter woord. Na het eten gaan we verder, maar dan met de kaart. Stef werpt zich op als gids en stuurt ons veel vaker dan me lief is kats de verkeerde kant op. We lopen vandaag dan ook maar weer een keer heel veel kilometers. Ook hier weer heel veel mensen op straat die ons van alles willen verkopen. Langzaam worden we er knap moe van dat er iedere minuut iemand iets van ons wil, en we eigenlijk constant nee schuddend over straat lopen, ‘Nee, we willen geen hasj, en geen mes, en geen tas, en geen armband, en geen taxi, en geen stip op ons voorhoofd…’. Pfff, om gek van te worden!
Door het hele stadje zijn mensen bezig met het drogen van de rijst, op ieder pleintje of binnenplaatsje liggen er grote lakens vol met rijst. Er is een vrouwtje bezig met een klein spinnenwieltje om een klosje touw te maken (of heet dat nou garen ma? Haha!) Ze wenkt me of ik het even wil proberen… jazeker! En even later ben ik touw aan het spinnen. Soms grijpt ze in, omdat er blijkbaar iets mis gaat, al ontgaat mij wat dat dan precies is. Als ik er wel klaar mee ben spring ik weer in de benen en dan zegt ze zachtjes: ‘roepies, roepies’.
Ach natuurlijk…
Als laatste gaan we naar een van de vijvers in het stadje en kopen een zak visvoer (naja, eigenlijk ik, Stef vindt het maar kinderachtig, haha!). Maar het is zo leuk, honderden koi-karpers krioelen voor me in het water en duiken allemaal over elkaar heen om maar zoveel mogelijk eten binnen te halen.
Het uitzicht is hier ook heel mooi, hoog boven de groene bergen van de Kathmandu-vallei zien we de wit besneeuwde Himalaya toppen uitsteken.
Net als in Tibet trouwens zien we ook in Nepal regelmatig een post met bewapende militairen. Alleen zeggen ze ons hier vriendelijk gedag als we ze passeren.
De politieke situatie in Nepal is instabiel, maar momenteel gelukkig rustig. Een paar jaar geleden was dat anders. De politiek, het koningshuis en de Maostische rebellen hebben het er in Nepal de afgelopen jaren niet gezelliger op gemaakt. De bevolking heeft hier zwaar van te lijden, gelukkig ruziën in Nederland alleen de politici, haha! Geen idee hoe wiet at die het er met hebt trouwens…
Maar om niet, net als in ons reisverslag van Tibet, weer door te slaan in een zwaar onderwerp, proberen we de wapens te negeren en ons te focussen op de witte Himalaya-toppen.
Dan met de taxi weer terug naar Kathmandu, het is nog vroeg in de middag, dus we laten ons uitzetten in Thamel en lopen dan terug naar Freekstreet. In Thamel halen we een milkshake en dan slenteren we langzaam door de toeristische straatjes met honderden souvenirwinkeltjes. Het onderhandelen is hier lang niet zo leuk als op de Barkhor in Lhasa. Daar hadden we de grootste lol met die vrouwen, maar hier staan er alleen chagrijnige kerels in de winkeltjes die het spelletje van de toeristen al iets te goed kennen.
In Thamel lopen we ook nog een jongen uit Ootmarsum tegen het lijf die ik ken, erg toevallig! Vanmorgen dacht ik ook al een andere jongen uit Ootmarsum in een taxi te zien stappen en dat blijkt nu ook te kloppen. Erg klein wereldje!
Terug in het hotel gaan we ons even douchen en omkleden. Onze was die we twee dagen geleden al hadden ingeleverd is nu eindelijk klaar, uiteraard nog niet half schoon, maar alles wat er aan zweet uit is, is mooi meegenomen. Daarna gaan we terug de stad in om wat te eten. Uiteraard is er weer geen elektriciteit. We zijn er nu wel achter dat dat geen technisch probleem is, maar dat dat met voorbedachte rade gebeurd, omdat er gewoon te weinig energie is in Nepal.
In ons guesthouse hangt een lijst waarop we kunnen zien op welke dag hoelaat ze de stroom er achter weg halen. We gaan op zoek naar een restaurantje met Wifi en verwachten dat we daar in Thamel de meeste kans op maken (achteraf hadden we misschien toch beter gewoon in Thamel kunnen blijven zitten, zo vaak zijn we inmiddels wel heen en weer gelopen).
Al snel hebben we iets gevonden, het eten is niet echt lekker, maar nu kunnen we wel even de laatste verhalen van Ellen in India weer bijlezen (en Stef uiteraard Marktplaats checken, haha).
Voor de terugweg pakken we weer een riksja en al vroeg liggen we vandaag in ons nest.
DAG 21
zaterdag 30-10-10
De allerlaatste dag dat we nog in Kathmandu zijn… Ik begin steeds meer te balen en Stef begint steeds meer te glunderen. Vandaag willen we nog twee plaatsen bezoeken: Kirtipur en Patan.
We laten ons naar Kirtipur brengen en lopen een uurtje rond door het dorp. Best een leuk oud dorp, maar zo enthousiast als onze reisgids erover deed zijn wij niet.
We lopen over een soort hoofdweg helemaal naar boven en dan slingerend door de kleine weggetjes terug naar beneden. Mensen zijn bezig met hun dagelijkse dingen, veel mensen zijn kleren aan het wassen of zichzelf aan het wassen, en dat gebeurd allemaal op straat. Erg schattig hoe de kleine kids de rug van hun moeders aan het schrobben zijn.
Als we het gezien hebben pakken we een taxi naar Patan, de vroegere koninklijke stad, zes kilometer vanaf Kathmandu. Eigenlijk is het min of meer met elkaar vergroeid. We laten ons afzetten bij Durbar Square, dat we hier allebei veel mooier vinden dan Durbar Square in Kathmandu.
Eigenlijk moeten we een kaartje kopen om door het dorp te mogen lopen, maar dat doen we niet en ook de hele ochtend wordt daar niet meer naar gevraagd. We hebben geen zin om alle bezienswaardigheden op te gaan zoeken, maar slenteren gewoon maar wat in het rond. Af en toe volgen we een stukje van de Patan Tour die met blauwe bordjes is aangegeven, maar dat is zo onduidelijk dat we constant verdwalen.
Patan is echt een leuk stadje, maar op de één of andere manier kunnen we er onze draai niet zo vinden. Ik denk dat we al weer teveel met ons vertrek morgen bezig zijn.
Na de middag zijn we dan ook al weer terug in Kathmandu, laten ons maar weer eens in Thamel afzetten en gaan eerst wat eten en drinken. Dan naar een supermarktje om wat te snaaien te halen voor morgen in het vliegtuig, en daarna voor de zoveelste keer deze week door de straatjes van Thamel (waar het zo vroeg in de middag relatief rustig is) terug naar Freekstreet.
In ons kamertje frissen we ons even op en dan gaan we naar Durbar Square. Er is een jongetje van vijf bezig met een vlieger, maar deze zit ergens vast op een dak.
Als ie maar blijft trekken knapt uiteindelijk het touw en zit ie heel zielig te kijken. Stef geeft hem een ballon, en dan is ie z’n vlieger al snel weer vergeten. Hij roept z’n zusje van één jaar (die lopen gewoon met z’n tweetjes in die drukke stad te vallen hè) en zij moet uiteraard ook een ballon. Hij knoopt ze allebei aan het touw van de vlieger en dan gillen ze met z’n tweetjes over het plein. Echt zo schattig hoe dat jochie met z’n zusje bezig is, hij verliest haar geen moment uit het oog.
Stef is alles aan het filmen en wenkt ze dan om het filmpje te komen kijken, ze vinden het prachtig en ze willen steeds weer een nieuw filmpje en nieuwe foto’s. Na een tijdje lopen Stef en ik verder en gaan we boven op de trappen van een tempel op Durbar Square zitten kijken naar de chaos onder ons.
Het duurt niet lang of het ventje komt met zijn zusje op de schouders en twee vriendjes in zijn kielzog ook naar boven, die twee apen moeten uiteraard ook een ballon. Ik ben als de dood dat één van de smurfen van de trappen afdondert, maar die doen uiteraard al jaren niks anders en springen van het één naar het andere plateau alsof het niks is. En hoewel ze alle vier een beetje viezig zijn is het toch wel erg lief hoe ze steeds tegen ons aankruipen en ons vastpakken.
We zien het hele kleine meisje soms een soort van pitjes van de grond pakken, dat eerst goed bestuderen en het dan opeten… We vragen ons af in wat voor huis deze kindjes wonen en of ze echt de hele dag op straat leven. We stellen ons voor dat Meike met Luka op de nek de hele dag op straat rondhangt… Bizar toch?!
Drie meisjes komen me vragen of ze me mogen interviewen voor school, haha, tuurlijk mag dat! Ze willen weten waar ik vandaan kom, of ik nog weer terug kom naar Nepal, wat ik van Kathmandu vind en wat Kathmandu zou kunnen doen om meer toeristen te trekken. En uiteraard, of ze met me op de foto mogen, haha!
Dan gaan we toch maar weer verder, we lopen nu een straatje in waar we nog niet eerder geweest zijn en daarmee bij de drukte van de smalle steegjes vandaan. We komen bij een wat drukkere verkeersweg waar de rivier parallel aan loopt, en wat een bende!!
Echt overal ligt hier afval langs de rivier, op de wal, onder de bruggen, op straat en overal spelen er kinderen tussen die smerige rotzooi. We staan ons een hele tijd in die ommeunige stank af te vragen waarom in godsnaam niemand dit komt opruimen. Bijna zou ik een momentje terug gaan verlangen naar Nederland… Bijna hè… Haha!
Nee, ik baal echt als een stekker dat de vakantie er al weer op zit, maar Kathmandu op zich zal ik niet gaan missen. Het is echt een stad waar je wel geweest moet zijn, maar na een paar dagen is het ook echt mooi geweest. Overal is het stoffig, overal ligt afval en alles wat je aanpakt is smerig!
DAG 22
zondag 31-10-10
Al vroeg zijn we wakker, voor de allerlaatste keer op zoek naar een ontbijt. Uiteraard belanden we daarvoor toch weer in Thamel, al is het daar overdag relatief rustig.
Na het ontbijten gaan we nog ergens koffie drinken in een espressobarretje met Wifi, zodat we ook de verslagen van Kathmandu op de weblog kunnen zetten en daarna lopen we weer langzaam terug naar Freekstreet.
Als we Durbar Square willen oversteken, worden we voor de zoveelste keer deze week verzocht om eerst een kaartje te kopen, en voor de zoveelste keer deze week leggen we uit dat we het plein alleen maar over willen steken om bij ons guesthouse te komen, en voor de zoveelste keer kunnen we dan na heel veel vragen zonder kaartje verder lopen.
Op het plein komen we onze vriendjes van gisteravond ook weer tegen en uiteraard herkennen ze ons ook meteen. Het ventje komt lachend met uitgestoken hand naar ons toegelopen, dit keer in een uniformpje inclusief stropdas. Hoewel zijn overhempje vol met vlekken en gaten zit, zeggen we dat hij er zo mooi uitziet.
‘For school’ zegt ie en hij loopt een stukje met ons mee. Alle ballonnen die we nog over hebben geven we aan hem, hij straalt alsof hij zojuist de loterij gewonnen heeft, en dan is het voor ons tijd om naar het vliegveld te gaan en voor hem om naar school te gaan.
Terug in het hotel pakken wij onze tassen en zeggen het erg vriendelijke personeel gedag en lopen naar de drukkere weg vlakbij om een taxi te pakken. Uiteraard zijn we dan veel te vroeg bij het vliegveld en begint dus het hele lange wachten. Tussendoor krijgen we heel veel controles van ik weet niet wat allemaal. Onze tassen worden een paar keer over gecontroleerd en ik moet zelfs alles wat ik bij me heb gaan uitstallen op een tafel. Onze papieren worden heel vaak gecheckt en we worden heel vaak gefouilleerd.
Maar rond half vijf vliegen we dan eindelijk, op weg naar Delhi. Vanuit de lucht hebben we een ontzettend mooi uitzicht over Delhi. Het is donker, maar de miljoenen lampjes onder ons verlichten de complete stad.
Nog steeds hoop ik dan dat we straks op het vliegveld een tourtje kunnen boeken met een bus door de stad, maar één keer op het vliegveld aangekomen zijn we er al snel achter dat dat niet gaat lukken. Sterker nog, zonder visum en zonder boarding pass voor de vlucht naar Amsterdam mogen we niet eens bij de gates weg. We zitten, hangen en liggen dus vijf uur lang dan weer op een stoeltje, dan weer languit op de grond, dan maar weer in de benen, pffff, wachten duurt erg lang!
Drie uur voor vertrek gaat gelukkig de balie van KLM open en kunnen we onze boarding pass ophalen en dan mogen we éindelijk wat gaan eten en drinken. Uiteraard belanden we bij Mac Donalds, die de hele vakantie overigens schitterde door afwezigheid.
Daarna is het opnieuw weer een paar uur hangen voordat het vliegtuig vertrekt.
DAG 23
maandag 01-10-10
Om half twee ’s nachts (Indiase tijd) vertrekt het vliegtuig vanuit Delhi naar Amsterdam. De vlucht op zich valt gelukkig wel mee, geen nacht lang jankende kids zoals de heenweg gelukkig!
En om half zes Nederlandse tijd zijn we op Schiphol, het is veel kouder hier dan toen we vertrokken!
Bij de bagageband staan we te wachten op onze tassen en die krijgen we uiteindelijk zwaar gehavend terug. De flightback van Stephan is kats naar de kloten, gelukkig zat die dus om zijn rugzak heen!
We lopen meteen door naar de treinen en moeten nog tien minuten wachten op de intercity naar Hengelo. Stef haalt ondertussen broodjes die we in de trein opeten en twee uurtjes later zijn we al in Hengelo, ideaal!
Audrey en mama staan ons op het perron al op te wachten met een ‘Goddaank’ van ons ma, haha! Ze heeft de schaapjes weer op het droge…
Ja, en dan ineens zijn we weer thuis en kunnen we dus meteen alle rotzooi weer opruimen, kleren gaan wassen, boodschappen doen… Kortom we zitten meteen weer goed in de shit in, haha! Kats naar de kloten slapen we die avond al om half acht…
Een hele ervaring rijker! Het land Tibet is mooi, heel mooi zelfs… Maar wat op ons de grootste indruk heeft gemaakt zijn toch de Tibetanen zelf. Ondanks alle ellende die nog steeds over ze wordt uitgestort blijven ze met volle overgave met hun gebedsmolentjes de rondjes rondom de Jokhang lopen en de toeristen met open armen verwelkomen, echt hartverwarmend!
Als jullie trouwens vinden dat we wel erg negatief zijn geweest over China, dan klopt dat! Uiteraard heeft dat niks te maken met het Chinese volk op zich. Maar na twee weken in Tibet te hebben doorgebracht is het wel erg lastig om geen hekel te hebben aan de Chinese autoriteiten.
Het gevoel van machteloosheid overheerst… Toch hopen we dat we met dit reisverslag mensen (al is het er maar één) een klein beetje bewuster te hebben gemaakt van de situatie daar. En op die manier een piepkleine bijdrage te leveren aan dat ene grote doel: Vrij Tibet…